Biologie, Hoofdstuk 2, Paragraaf 1 & 2 Flashcards
Voedingsmiddelen
Alle producten die je eet, Voedingsmiddelen kunnen plantaardig of dierlijk zijn.
(Er zijn ook plantaardige producten die je kunt gebruiken in plaats van boter en melk)
Voedingstoffen
Voedingsmiddelen bevatten voedingstoffen. Dat zijn stoffen die je lichaam nodig heeft voor bijv. energie, groei of herstel.
Voedingstoffen kunnen 4 functies vervullen in je lichaam
- Brandstof
- Bouwstof
- Reservestof
- Beschermende stof
Brandstoffen
Leveren energie, En heb je nodig voor verbranding. Dus zonder brandstof -> geen verbranding -> En dan kunnen je organen niet werken. En je hebt hebt het nodig voor je groei en het op pijl houden van je lichaamstemperatuur.
Bouwstoffen
Zijn nodig voor groei en ontwikkeling van je lichaam, Ook voor herstel bij verwondingen en beschadigingen
Reservestoffen
Worden opgeslagen voor later gebruik.
Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt.
Welke 6 groepen voedingstoffen zijn er?
Eiwitten, koolhydraten, vetten, water, mineralen en vitaminen. Je hebt deze alle 6 nodig om gezond te blijven.
Eiwitten
Zijn nodig voor de vorming van cytoplasma, en de voor de opbouw van de spieren.
Koolhydraten
Is onder andere suikers (waaronder glucose), zetmeel en glycogeen. Ook voedingsvezels zijn koolhydraten.Het wordt gebruikt als brandstof, maar ze kunnen ook dienen als bouwstof.
Vetten
Dienen vooral als brandstof, maar worden ook gebruikt als bouwstof en reservestof.
Water
(je lichaam bestaat voor 60% uit water.) Water is een belangrijke bouwstof voor je lichaam. Water is nogig voor het vervoer van stoffen in je lichaam.
Mineralen
Worden ook wel zouten genoemd, Je hebt verschillende mineralen nodig als bouwstof, Voor de opbouw van je botten is bijvoorbeeld kalk nodig.
Vitaminen
Dienen als bouwstof en beschermende stof. Als je te weinig vitaminen binnen krijgt wordt je ziek. Maar als je teveel binnen krijgt wordt je ook ziek. Dus als je gewoon normaal eet dan is het niet nodig om vitaminen pillen te slikken.
Voedingsvezel
Is een verzamel naam voor plantaardige stoffen die je lichaam niet kan verteren. Vezels behoren tot koolhydraten. Het is nodig voor een goede darmwerking.
Verteringsstesel.
Een lang kanaal vanaf de mond tot de anus.
Vertering
worden grotere voedingsstoffen afgebroken tot kleine verteringsproducten die wel door de darmwang heen in het bloed kunnen worden opgenomen.
Verteringsproducten
Eten dat na de vertering wel door de darmwand heen kunnen.
In welke 2 stappen gebeurd de afbraak van de verteringsproducten.
- Voedsel in kleine stukjes verdelen door te kauwen.
2. voedingsstoffen omzetten met behulp van verteringssappen.
Snijtanden
De tanden waar je je voedsel mee af bijt.
Hoektanden
De tanden waar je je voedsel mee af bijt. De hoektanden zijn bij de mens iets puntiger dan de snijtanden.
Kiezen
Hebben een knobbelige bovenkant, Daardoor kan het voedsel worden fijn gemaald.
Mechanische vertering
Door het voedsel in kleine stukjes verdelen, Wordt het oppervlak van het voedsel vergroot
Verteringsappen
De vertering gebeurt met behulp van speeksel en maagsap. Dit zijn verteringsappen. Ze zorgen ervoor dat je voedsel wordt afgebroken tot steeds kleinere stoffen.
Verteringsklieren
Verteringssappen worden gemaakt door de verteringsklieren.
Welke verteringsklieren hebben de mens?
- De speekselklieren
- De maagsapklieren
- De lever
- De alvleesklier
- De darmsapklieren
Chemische vertering.
Tijdens het afbreken van de stoffen tot steeds kleinere stoffen vinden scheikundige reacties plaats: stoffen worden omgezet in andere stoffen.
Enzymen
Zijn stoffen die scheikundige reacties sneller laten verlopen. Ze helpen zo om de stoffen in je voedsel af te breken
Kringspieren
Zitten in de wand van het gehele darmkanaal. Doordat deze spieren zich afwisselend samentrekken en ontspannen, Wordt het voedsel in de darm zich voortgeduwd. Ook wordt hierdoor de voedselbrij gekneed en goed vermengd met de verteringsappen.
Peristaltische bewegingen
De bewegingen van de darmwand.
Darmperistaltiek
De bewegingen van de darmwand.