Biologie Hoofdstuk 1 Thema 2 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Het somatisch zenuwstelsel

A

Zorgt voor bewustwording en de bewuste reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het autonome zenuwstelsel

A

Regelt de onbewuste levensprocessen in het individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Informatieoverdracht

A

De geleiding van informatie van receptor tot effector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verwerkingscentra/ hersencentra

A

De neuronen brengen informatie van de receptor naar de verwerkingscentra/ hersencentra in de hersenen en van daaruit naar de effectoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Impulsgeleiding

A

Binnenin het neuron, tussen receptor en neuron, tussen twee neuronen en tussen neuron en effector.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gebeurtenissen van een impuls in volgorde.

A

1.Rustpotentiaal
2.depolarisatie
3.actiepatentiaal
4.repolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Impulsgeleiding

A

De verplaatsing van een elektrisch signaal doorheen het neuron dat verloopt in drie fasen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. De rustfase
A

Er wordt geen impuls doorgestuurd ; de buitenzijde van het celmembraan van het axon is positief geladen en de binnenzijde negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. De actiefase / depolarisatie
A

De drempel waarde wordt overschreden. Positieve ionen stromen binnen via de kanaaltjes. De buitenkant van het celmembraan wordt nu negatief en de binnenkant positief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  1. De herstelfase / repolarisatie
A

Het neuron keert terug naar de oorspronkelijke toestand. Positieve ionen verplaatsen zich naar de buitenkant van het axon. De buiten zijde is weer positief geladen en de binnenzijde negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Snelheid van een Impulsgeleiding

A

De snelheid van een Impulsgeleiding bij een gemyeliniseerde axonen is veel hoger dan bij niet-gemyelisineerde axonen. Bij gemyelisineerde axonen gebreurt de Impulsgeleiding sprongsgewijs en sneller naarmate de dikte van het axon en de myeline toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chemische synaps

A

Bij een chemische synaps vormen de neurotransmitters een chemisch signaal. Die impulsoverdracht gebeurt in verschillende stappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de volgorde van de chemische synaps

A
  1. De impuls bereikt de eindknopjes van het axon.
  2. Neurotransmitters komen vrij uit de synaptische blaasjes in de synaptische spleet.
  3. De neurotransmitter komt op het celmembraan van de volgende cel terecht en wijzigt daar de membraaneigenschappen. Dat is een chemisch signaal.
  4. Ionen stromen naar binnen en veranderen de membraanpotentiaal. Er ontstaat een nieuwe actiepotentiaal in de volgende cel, de impuls is overgedragen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hersencentra zijn groepen samenwerkende neuronen die:

A

Informatie van receptoren verwerken,
Verbanden leggen en analytisch denken,
Effectoren aansturen,
Automatisch lichaamsfuncties regelen,
Impulsen selecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Een impulstraject voor een reflex

A

Loopt via een receptor. De impuls verplaatst zich via een reflexboog: dat is een aaneenschakeling van sensorische neuronen, soms schakelneuronen, en motorische neuronen die zorgt voor een snelle reactie. Je wordt je vaak bewust van de beweging, nadat de reflex voltooid werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het impulstraject voor een gewilde beweging

A

Het impulstraject voor een gewilde beweging vertrekt vanuit een functionele zone in de grote hersenen. De impuls verplaatst zich via motorische neuronen tot aan de spieren. Je bent je er bewust van dat je wil bewegen. Meestal, maar niet altijd, is dat een gevolg van een voorafgaande bewuste gewaarwording. Een gewilde beweging kan volgen op een bewuste gewaarwording, of kan in de hersenen zelf ontstaan.

17
Q

Homeostase

A

Is het stabiel houden van bepaalde parameters in het lichaam. Bij het zoeken naar stabiliteit schommelen die parameters rond een evenwichtswaarde ter hoogte van de hersenen.