Biologie H2 Flashcards
1
Q
Aminozuur
A
Bouwsteen van eiwitten
2
Q
Amyloplast
A
Kleurloze plastide
3
Q
Autotroof
A
Zelf voedend
4
Q
Biotochnologie
A
Gebruik van organismen
5
Q
Cellulose
A
Bouwstof voor de celwand van planten
6
Q
Chromatide
A
Een van de identieke helften van DNA
7
Q
Chromoplast
A
Oranje tot rood gekleurde plastide geeft kleur aan onderdelen van planten
8
Q
Enzym
A
Een stof die een reactie versnelt
9
Q
Eukaryoot
A
Organismen waarvan cellen een celkern hebben
10
Q
Fosfolipiden
A
Vetachtige stof met een fosfaatgroep
11
Q
Genetisch gemodificeerd
A
Door mensen veranderd DNA
12
Q
Genoommutatie
A
Den wijziging in het aantal DNA-moleculen per cel
13
Q
Gist
A
Eencellige schimmelsoort
14
Q
Heterotroof
A
Organismen dat leeft van organische stoffen, dus leeft van andere
15
Q
Mineraal
A
Zout, vb Fe