biologie §9.1 §9.2 §9.3 §9.4 Flashcards

1
Q

Wat zijn afvalstoffen?

A

Stoffen die ontstaan na verbranding van glucose of resten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is bloed?

A

Vloeistof die via het hart en bloed overal in het lichaam verspreid wordt en zorgt voor de aan- en afvoer van stoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de bloedsomloop?

A

Het rondgaan van bloed via het hart en bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een bloedvat?

A

Vat in het lichaam waardoor bloed stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het hart?

A

Orgaan dat het bloed door de rondgepompt stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is koolstofdioxide?

A

Stof die ontstaat bij verbranding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een voedingsstof?

A

Stof die je nodig hebt voor de verbranding, voor de opbouw of als reserve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is zuurstof?

A

Stof die nodig is voor verbranding en die ontstaat bij fotosynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een ader?

A

Bloedvat dat bloed van een orgaan naar het hart vervoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de aorta?

A

Hoofdslagader vanuit de linkerkamer van het hart naar slagaders in het gehele lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de bovenste holle ader?

A

Ader die bloed van het bovenste deel van het lichaam naar het hart vervoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de dubbele bloedsomloop?

A

Kleine en grote bloedsomloop samen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de grote bloedsomloop?

A

De bloedsomloop van het hart naar alle organen in het lichaam en terug naar het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een haarvat?

A

Kleinste vertakking van een bloedvat in een orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de kleine bloedsomloop?

A

De bloedsomloop van het hart naar de longen en terug naar het hart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een klep (van een ader)?

A

Stevig vlies dat een ader van binnen afsluit om te voorkomen dat het bloed de verkeerde kant uitstroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat betekent koolstofdioxidearm?

A

Met weinig koolstofdioxide.

18
Q

Wat betekent koolstofdioxiderijk?

A

Met veel koolstofdioxide.

19
Q

Wat is een hefboom?

A

Ader die voedselrijk bloed vervoert van de lever naar de rest van het lichaam.

20
Q

Wat is de onderste holle ader?

A

Ader die bloed van het onderste deel van het lichaam naar het hart vervoert.

21
Q

Wat is een slagader?

A

Bloedvat dat bloed van het hart naar een orgaan vervoert.

22
Q

Wat betekent zuurstofarm?

A

Met weinig zuurstof.

23
Q

Wat betekent zuurstofrijk?

A

Met veel zuurstof.

24
Q

Wat is aderverkalking?

A

Vernauwing van de kranshartader waardoor er steeds minder bloed door het bloedvat kan stromen.

25
Q

Wat is een boezem?

A

Deel van het hart waar bloed het hart binnenkomt. De rechterboezem ontvangt bloed uit het lichaam, de linkerboezem ontvangt bloed uit de longen.

26
Q

Wat is een halvemaanvormige klep?

A

Klep aan het begin van de lange hartslagader van de aorta die voorkomt dat bloed terugstroomt naar de kamer.

27
Q

Wat is een hartinfarct?

A

Ander woord voor hartaanval; onregelmatige pompen van het hart waardoor het beschadigd is door zuurstoftekort.

28
Q

Wat is een hartklep?

A

Klep tussen boezem en kamer, die voorkomt dat bloed in de boezem terugstroomt op het moment dat de kamer samentrekt.

29
Q

Wat is hartstochtelijk?

A

Aantal kloppende bewegingen van het hart per minuut.

30
Q

Wat is de hartspier?

A

Spier die ervoor zorgt dat het hart kan samentrekken en bloed naar de aorta en longslagader pompt.

31
Q

Wat is een kamer?

A

Deel van het hart dat bloed wegpompt. De rechterkamer pompt bloed naar de longen, de linkerkamer pompt bloed naar het lichaam.

32
Q

Wat is de kransader?

A

Ader die het bloed van het spierweefsel van het hart naar de rechterboezem vervoert.

33
Q

Wat is de kransslagader?

A

Aftakking van de aorta vlakbij het hart. De kransslagader voorziet het spierweefsel van het hart van zuurstof.

34
Q

Wat is een blauwe plek?

A

Bloedstolling onder de huid die ontstaat wanneer bloed buiten het bloedvat komt.

35
Q

Wat is een bloedplaatje?

A

Bestanddeel van bloed met een functie bij de bloedstolling.

36
Q

Wat is bloedplasma?

A

Deel van bloed dat voor het grootste deel uit water bestaat en een functie heeft bij het vervoer van schadelijke stoffen, voedingsstoffen en hormonen.

37
Q

Wat is bloedstolling?

A

Proces waarbij in een aantal stappen een stolsel gevormd wordt. Hierbij zijn bloedplaatjes en bepaalde componenten van het bloed actief.

38
Q

Wat is hemoglobine?

A

Eiwit in een rode bloedcel, dat zuurstof kan vasthouden en weer loslaten.

39
Q

Wat is het rode beenmerg?

A

Binnenste deel van botten waar bloedcellen en bloedplaatjes worden gemaakt.

40
Q

Wat is een rode bloedcel?

A

Bloedcel die zorgt voor het zuurstoftransport.

41
Q

Wat zijn witte bloedcellen?

A

Bloedcel die zorgt voor de bestrijding van ziekteverwekkers.