biologie Flashcards
organellen
de verschillende onderdelen met elk hun eigen taak in een cel
cytoplasma
onderdeel van een cel, vult de hele cel en de organellen die erin drijven
celkern
deel van een cel waar genetisch materiaal wordt opgeslagen. behoort niet tot cytoplasma
kernmembraan
de kern is omgeven door een kernmembraan. het heeft poriën wat transport van stoffen in en uit het cytoplasma regelt.
celmembraan
flexibele laag die de cel omsluit en beschermt. controleert welke stoffen de cel in en uitgaan
selectief permeabel
een wand die selectief permeabel is laat sommige stoffen door en anderen niet.
mitochondriën
produceren energie die de cel nodig heeft om te functioneren
ATP
dit molecuul slaat energie op uit de mitochondriën. levert energie op voor chemische processen
lysosomen
breken afvalstoffen en oude celdelen af zodat de cel schoon blijft.
celwand
plantaardige cellen hebben een celwand. dierlijke cellen ook, maar het behoort niet tot de cel. de celwand zorgt voor stevigheid.
grote vacuole
opslagruimte die helpt bij het behouden van de stevigheid in de cel en het opslaan van allerlei stoffen
plastiden
hierin kunnen stoffen gemaakt of opgeslagen worden. er zijn 3 soorten plastiden
chloroplastiden
geven planten groene kleur en hebben een rol bij de fotosynthese
chromoplastiden
bevatten kleurstoffen die insecten aantrekken
amyloplastiden
stoffen zoals zetmeel worden hier opgeslagen
concentratie (van een stof)
de hoeveelheid opgeloste stof in een oplosmiddel
permeabel
als stoffen door een wand heen kunnen gaan
diffusie
het proces waarbij moleculen zich van een gebied met een hoge concentratie moleculen naar een gebied met een lage concentratie moleculen verplaatsen
osmose
water veplaatst zich van een gebied met weinig opgeloste stoffen naar een gebied met veel opgeloste stoffen
osmotische waarde
hoe meer deeltjes zich in de oplossing bevindt, hoe groter de osmotische waarde
passief transport
de verplaatsing kost geen energie
actief transport
de verplaatsing kost energie
isotoon
de osmotische waarde van een cel is gelijk aan die van de omgeving
hypertoon
de osmotische waarde van een cel is hoger dan die van de omgeving
hypothoon
de osmotische waarde van een cel is lager dan die van de omgeving
turgor
er ontstaan een druk van het celmembraan tegen de celwand. turgor helpt planten rechtop staan.
plasmolyse
Het celmembraan laat los van de celwand en de cel krimpt doordat er water uit gaat