Biologie Flashcards

1
Q

Ademhalingsstelsel

A

Longen en luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn tracheeën

A

Het ademhalingsorgaan van b.v insecten dat bestaat uit een stelsel van buizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat behoord tot de luchtwegen

A

neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stevigheidsweefsels

A

Zijn steunverlengende weefsels zoals: hout en been.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Inwendig skelet

A

Een skelet die in het uchaam zit bijvoorbeeld die van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uitwendig skelet

A

Een skelet die aan de buitenkant van het lichaam zit zoals een krab mossel of kreeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kruidachtige planten

A

Planten die onder 2 meter zijn en de stevigheid mogelijk word gemaakt door water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Houtachtige planten

A

Kunnen hoger dan 2m zijn, hebben vaak een bruine buitenkant en zijn arm in sappen en hun stevigheid word mogelijk gemaakt door hun buitenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kalkzouten

A

Zitten veel in been (zorgt voor de hardheid van been)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Collagene vezels

A

Zorgen voor de buigzaamheid in het been.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pijpbeenderen

A

Holle beenderen, b.v. in de armen en benen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Plattebeenderen

A

Bijvoorbeeld schouderblad en ribben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Korte beenderen

A

Bijvoorbeeld vingerkootjes, teenkootjes en middenhandsbeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sesambeen

A

Bot dat zich bij een peesbevind zoals de knieschijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onregelmatige beenderen

A

botten die heel veel verschillende gewrichtsvlakken of uitsteeksels hebben. Denk aan de ruggenwervels of hand- en voetwortelbeentjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Grote fontanel

A

Is de opening tussen het voorhoofd en het wandbeen

17
Q

Kleine fontanel

A

Is de ruimte tussen het achterhoofds- en wandbeen

18
Q

Atlas

A

Is de bovenste halswervel

19
Q

Draaier

A

Is de 2e halswervel

20
Q

Tussenwervelschijven

A

Bestaan uit kraakbeen zodat de wervelkolom buigzaam blijft

21
Q

Wervellichaam

A

Het ronde deel van een wervel

22
Q

Wervelboog

A

Is het bot achter het wervellichaam

23
Q

Wervelgat

A

Bevind zich tussen het wervelboog en wervellichaam

24
Q

Wervelkanaal

A

Zijn wervelgaten