biologie Flashcards

1.bloem (voor de voortplanting) 2. bladeren (maken van voedingsstoffen) 3. stengels ( het vervoer van stoffen) 4. wortels (het opzuigen van water met mineralen)

1
Q

delen van de plant ?

A

1.bloem (voor de voortplanting)

2.bladeren (maken van voedingsstoffen)

3.stengels (vervoer van stoffen)

4.wortels (opzuigen van water met mineralen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

celwand ?

A

is een stevige laag om de cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Celmembraan ?

A

een vlies om het cytoplasma. De celmembraan regelt welke stoffen de cel in- en uitgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cytoplasma ?

A

een stroperige vloeistof. In het cytoplasma liggen de celkern en bladgroenkorrels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vacuole ?

A

is een blaasje in het midden van de cel dat ‘volgepompt’ is met water. Daardoor is de cel stevig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bladgroenkorrels

A

groene bolletjes in het cytoplasma. Je ziet ze duidelijk zitten. Alle bladgroenkorrels samen geven de plant haar groene kleur. De bladgroenkorrels maken voedingsstoffen voor de plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat maakt de stam hard ?

A

houtcelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn kruidachtige planten ?

A

hebben meer water nodig en hebben geen houtcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn houtachtige planten

A

hebben minder water nodig want hebben houtcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

.wat zijn huidmondjes ?

A

kleine openingen waardoor stoffen naar buiten kunnen. Het water in de cellen rondom het huidmondje verdampt en gaat via het huidmondje naar buiten. De cellen rondom het huidmondje raken zo water kwijt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe word het water aangevuld ?

A

vanuit de buurcellen. De buurcellen zelf nemen water op uit de vaatbundels in de nerven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe blijft de waterstroom op gang ?

A

neemt de plant weer nieuw water op met de wortels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waarom verliezen bomen hun bladeren in herfst en winter?

A

om verdamping tegen te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een bladlitteken ?

A

kurklaag op de plaats waar het blad vast zat. Je ziet de vaatbundels dan liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waaruit bestaan vaatbundels ?

A

bestaan uit hout- en bastvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe vervoeren houtvaten water en mineralen naar de bladeren ?

A

via de wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is ontkiemen ?

A

de eerste groei van planten.

18
Q

hoe werkt ontkiemen ?

A
  1. Eerst neemt de zaadhuid water op.
  2. Daardoor zwellen de zaadlobben en knapt de zaadhuid open.
  3. Dan komt het worteltje naar buiten.
  4. Daarna volgen de stengel en de blaadjes.
19
Q

wat is lengtegroei ?

A

het plantje wordt langer en zwaarder.

20
Q

wat is ontwikkeling ?

A

het plantje krijgt nieuwe delen.

21
Q

wat is uitlopen ?

A

in de lente groeit er aan de boom een nieuw stuk tak uit de eindknop

22
Q

wat is dikte groei ?

A

stam en de takken die dikker worden van de boom

23
Q

waar tegen beschermen knopschubben de knoppen tegen ?

A

kou en insecten

24
Q

wat ‘eten’ planten ?

A

water , mineralen en Koolstofdioxide

25
Q

hoe zuigt de plant water op ?

A

met de wortelharen aan de wortels

26
Q

wat zijn mineralen ?

A

stikstof of ijzer

27
Q

hoe komt de plant aan Koolstofdioxide ?

A

Via de huidmondjes in het blad haalt de plant koolstofdioxide uit de lucht.

28
Q

hoe maken planten hun eigen voedingstoffen ?

A

Dat doen ze met koolstofdioxide, water en mineralen.

29
Q

wat is een van de belangrijkste voedingstoffen die een plant maakt ?

A

glucose

30
Q

hoe heet het maken van glucose ?

A

fotosynthese

31
Q

wat is er nodig voor fotosynthese ?

A

koolstofdioxide
water
zonlicht

32
Q

welke anderen stoffen maakt een plant ?

A

zetmeel, vetten en eiwitten

33
Q

hoe maakt een plant eiwitten ?

A

hij zit glusose over en gebruikt mineralen

34
Q

wat zijn reservestoffen ?

A

zetmeel en vetten.

35
Q

waar bewaren planten reservestoffen ?

A

knollen en bollen

36
Q

wat zijn knollen ?

A

verdikte wortels of dikke ondergrondse stengels.

37
Q

wat zijn bollen ?

A

Een bol is een ondergronds deel van een plant waarin voedingsstoffen worden opgeslagen die de plant gebruikt om het volgende seizoen weer uit te groeien

38
Q

hoe overleven planten zonder bladgroenkorrels ?

A

ze halen het van andere planten

39
Q

hoe noem je een plant die andere planten gebruik om te leven ?

A

een parasiet

40
Q

hoe noem je de plant waarvan de parasiet leeft ?

A

gastheerplant