Bio H4 (B1 B2 B3) Flashcards

1
Q

Binaire naamgeving

A
  • geslachtsnaam (1e naam hoofdletter)
  • soortaanduiding (2e naam kleine letter)
  • vaak naam eigenaar (afgekort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Organische stoffen

A
  • afkomstig van organismen
  • relatief grote, ingewikkeld gebouwde moleculen
  • bevat 1 of meer K, H ,O
    Vb: glucose, eiwitten, zetmeel, vetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Anorganische stoffen

A
  • voorkomend in organismen en levenloze natuur
  • kleine, eenvoudig gebouwde moleculen
    Vb: koolstofdioxide, water, keukenzout, zuurstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Soort

A

Onderling kunnen voortplanten met vruchtbare nakomelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Populatie

A
  • Zelfde soort
  • Zelfde leefgebied
  • Onderling voortplanten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prokaryoten

A

Archea

  • klein domein (paar 10 soorten)
  • sommige eigenschappen gelijk met bacteriën, andere met eukaryoten

Bacteriën

  • Veel soorten hebben 1 kringvormig chromosoom
  • Bij sommige soorten komen ook plasmiden (kleinere kringvormige chromosomen) voor.
  • Voortplanting door deling
  • meeste hetrotroof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eukaryoten

A

Schimmels

  • hetrotroof
  • voortplanting dmv deling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Atanomie

A

Bouw en functie van het organisme en de delen ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Homoloog orgaan

A

Zelfde form, andere functie (arm van mens en poot van een mol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Analoge organen

A

Zelfde functie, andere form (vin van vis en zwemvliezen van pinguïn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rudimentaire organen

A

Door aanpassing van het milieu verliest orgaan zijn functie (staartbotje bij mens)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Populatie

A

Groep individuen van de zelfde soort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genenpool

A

Verzameling van alle genotypen in een populatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reproductie isolatie

A

Er ontstaat een nieuwe soort als er een lange tijd geen voortplanting en dus geen uitwisseling van genen plaatsvinden tussen de individuen van twee of meer populaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geografische isolatie

A

Scheiding tussen een of meer populaties door geografische aspecten (berg, rivier, eiland etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Evolutie

A

Levensvormen op aarde zijn in de loop van zeer lange tijd ontstaan en veranderd

17
Q

Natuurlijke selectie (survival of the fittest)

A

Alleen organismen die het beste zijn aangepast aan de leefomgeving overleven en geven hun genen door aan de volgende generatie

18
Q

Genetische variatie

A

Verschillende genotypen

19
Q

Selectiedruk

A

Invloed van milieufactoren op de genetische variatie in een populatie

20
Q

Fitness

A

Individuen die het best zijn aangepast aan de omgeving en een grotere kans hebben op meer nakomelingen

21
Q

Adaptatie

A

Aanpassing aan omgeving