bestuursrecht Flashcards

1
Q

ORGAAN

A
  1. omdat je rechtspersoon mede bestuurt
  2. omdat je publiekrechtelijke bevoegdheden uitoefent
  3. omdat je een zelfstandige positie binnen de rechtspersoon bezit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rechtspersoon

A

Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, Nv’s BV’s & stichtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

belanghebbende

A
  1. eigen belang
  2. persoonlijk belang
  3. objectief bepaalbaar belang
  4. actueel, voldoende zeker belang,
  5. direct geraakt belang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

toevertrouwde belangen

A
  1. algemeen of collectief belang wat volgt uit hun statutaire doelstelling & feitelijke werkzaamheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aanvrager

A

een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

besluit

A

schriftelijke beslissing, bestuursorgaan, publiekrechterlijke rechtshandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

publiekrechterlijk elementen

A

exclusiviteit, grondslag in de wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beleidsregel

A

een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een avv, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

finaliteit: de bestuursrechter heeft 3 keuzes

A
  1. de rechtsgevolgen in stand laten
  2. zelf in de zaak voorzien, zijn uitspraak komt ipv van
  3. de bestuurlijke lus toepassen, het best organ in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bezwaar / beroep procedure

  1. besluit
  2. beslissing op bezwaar
  3. uitspraak bestuursrechter
  4. uitspraak in hoger beroep
A
  1. bezwaar bij het bes. orgaan dat het besluit heeft genomen
  2. bezwaar bij de bestuursrechter
  3. hoger beroep
  4. ?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eisen ontvankelijkheid

A
  1. op tijd ingesteld?
  2. is het griffierecht op tijd betaald?
  3. belanghebbende?
  4. bezwaar gemaakt voor beroep?
  5. beroepsgronden aangevoerd?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

negatief overheidsoptreden

A

optreden van overheid dat inbreuk maakt op vrijheid van burgers, daar geldt het legaliteitsbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

legaliteitsbeginsel

A

inbreuk alleen op grond van de wet
“de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie bestaat slechts voor zover zijn bij of krachtens de wet is verleend”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

positief overhieds optreden

A

overheid moet presteren, legaliteitsbeginsel geldt niet, maar wel gelijkheid vertrouwen & evenredigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten handelingen van bes. organen

A

rechtshandelingen
1. privaatrechtelijke rechtshandelingen
2. publiekrechtelijke rechtshandeling
feitelijke handelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

discretionaire bevoegdheid

A

een bevoegdheid die een bestuursorgaan in meer of mindere mate de vrijheid toekent om in concrete gevallen naar eigen inzicht een besluit te nemen, omdat er geen wettelijke regel is

17
Q

gebonden bevoegdheden

A

een bevoegdheid die een bestuursorgaan geen enkele ruimte geeft om een eigen beleid te ontwikkelen of te hanteren omdat een wet precies voorschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden moet worden gehandeld

18
Q

discretie vormen

A

beoordelingsruimte, beoordelingsvrijheid

beleidsvrijheid

19
Q

omgaan met discretie

A

stelselmatigheid & consistentie

om dit te creëren worden beleidsregels opgesteld

20
Q

stelselmatigheid

A
  1. vaste gedragslijn volgen
  2. werkinstructies vastleggen
  3. beleidsregels opstellen
21
Q

specialiteitsbeginsel

A

Dat beginsel zorgt ervoor dat het openbaar bestuur in speciale gevallen waarvoor wet- of regelgeving is vastgesteld, alleen het specifieke belang behartigen waarop die wet- of regelgeving zich richt.
“het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit”

22
Q

evenredigheidsbeginsel

A

de een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

23
Q

vertrouwensbeginsel

A

gerechtvaardigd gewekte verwachtingen moeten zo enigzins mogelijk worden gehonoreerd

24
Q

gewekt vertrouwen criteria

A
  1. toerekenbaar aan bestuursorgaan (schijn van bevoegdheid)
  2. geen onjuiste/ onvolledige inlichtingen door de burger
  3. welke gedragingen wekten vertrouwen ( een expliciete, ondubbelzinnige, schriftelijke toezegging van een bes. orgaan vereist)
  4. belang van de burger bij honorering (dispositievereiste, als hij handelingen verricht die hij anders niet had gedaan)
  5. algemeen belang dat zich verzet tegen honorering
  6. belang van derde dat zich verzet tegen honorering
25
Q

bestuurlijke sancties

A
  1. herstelsancties : gericht op ongedaan maken of beëindigen overtreding
    - last onder bestuursdwang
    - last onder dwangsom
    - intrekking vergunning
  2. bestraffende sancties: leedtoevoeging
    - bestuurlijke boete
    - intrekking vergunning
    - alcholslotprogramma
    - naming & shaming
26
Q

handhaven

A

is doorgaans een wettelijke bevoegdheid, geen wettelijke verplichting

27
Q

beginselplicht handhaven

A

in de regel moet gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid om te handhaven. uitzonderingen

  • wanneer concreet zich op legalisatie bestaat
  • handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen
28
Q

beginselplicht handhaven

A

in de regel moet gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid om te handhaven. uitzonderingen

  • wanneer concreet zich op legalisatie bestaat
  • handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen
29
Q

toezicht

A

het controleren of en in hoeverre regels worden nageleefd

  1. interbestuurlijk toezicht: hogere op lagere overheden
  2. intern toezicht: binnen een organisatie: raad- B&W
30
Q

handhaving

A

bereiken dat de regels worden nageleefd

31
Q

toezichthouder 5:11 Awb

A

bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde of bij krachtens enig wettelijk voorschrift.

ambtenaren & soms particulieren

32
Q

principle based regulation vs command and control

A

eigenaar studenten huis moet waarborgen dat op iedere verdieping geschikte middelen aanwezig zijn om het huis in noodgevallen te kunnen verlaten,

of

voorschrijven dat op iedere verdieping een brandladder aanwezig moet zijn

33
Q

lex certa

A

duidelijk, voorzienbaar en kenbaar

34
Q

wie begaat een overtreding

A
  1. overtreder: normadressaat die alle bestanddelen van een delict vervult
  2. medepleger: bewuste samenwerking & gezamenlijke uitvoering
  3. functioneel dader: niet fysiek gepleegd maar had er iets aan kunnen doen ( beschikkingsmacht ) of risico bewust aanvaard (aanvaarding)
35
Q

wanneer mag een bestuursorgaan sanctioneren?

A
  1. een overtreding
  2. een overtreder
  3. de bevoegdheid om sanctionerend op te treden