bestuur Flashcards

1
Q

het parlement

A

is verkozen door het volk en maakt en stemt voor wetten in het parlement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de regerin

A

ze gaan er voorzorgen dat de wetten uitvoerbaar zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de politie en rechters

A

kijken als de wetten worden overstrijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe bestuurde de kongolees koning zijn land

A

ze hadden een gouverneur voor elk 12 provincies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werden berichten gestuurd in kongo

A

ze werden verspreid door een speeltrommel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A

hun porvincie bescherming geven en inkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de gelijknissen tussen kongo en frankische rijk

A

gouverneur was een leenman in frankusche rijk die hadden de zelfde taak.
kongo hadden boden en de franse hadden zendgraven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat waren de plichten van de leenheer tegenover de leenman

A

ze moesten de leenmannen een stuk groeibaar landgeven of een ambtenaar en militaire kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat waren de plichten van de leenman tegenover de leenheer

A

zij moesten de grond besturen
ze moesten finaniciele bijdrage geven
ze moesten militaire dienst verichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is foedaliteit

A

systeem voor bestuur gebaseerd op wederkerigheid. leenman krijgt stuk land bestuurd die en bestuurd militaire dienst leenheer gaf finaiciel bijdrage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

leerceremonie

A

trouw voor publiek geven
handen in handen van leen heer
zweerde trouw op de bijbel
einde ceremonie geven ze elkaar een zoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom zweerden ze op de bijbel

A

het is moeilijk om tegen jouw eigen religie te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

op welke manier werd gelijkheid geimpliceerd

A

door een zoen op de wang te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

feodale chaos

A

de koning verloor de macht dat zij over hun vazallen hadden .
de vazallen maakten hun zelf leenheer en daardoor werden zei eigen landbestuurders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de oorzaken van de einde van foedaliteit

A

geld werd steeds belangerijker .
koningen moetn hun macht centraliseren ze zochten nieuwe medewerkers en zei kregen een loon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke 3 standen waren er

A

priesters, adels en handwerkers

17
Q

standen maatschapij

A

god heeft het mens in 3 standen verdeeld
priesters bieden voor adels en handwerker, adels beschermen priester en handwerkers, handwerkers geven landbouw aan adels en priesters