Bestek en uitzet Flashcards
1
Q
Het mes
A
Veitsi
2
Q
De mok
A
Muki
3
Q
De kom
A
Kulho
4
Q
De vork
A
Haarukka
5
Q
De lepel
A
Lusikka
6
Q
Het bord
A
Lautanen
7
Q
De kop en de schotel
A
Kuppi ja lautanen
8
Q
Het glas
A
Lasi