belangrijk voor begrijpen en antwoorden vragen Flashcards
1
Q
in accordance with
A
in overeenstemming met (volgens)
2
Q
to judge from
A
te oordelen naar (volgens)
3
Q
in line with
A
in lijn met (volgens)
4
Q
to aim
A
richten op
5
Q
it amounts to
A
het komt neer op
6
Q
to approach
A
benaderen
7
Q
to cause, a cause
A
veroorzaken, oorzaak
8
Q
to characterise
A
karakteriseren
9
Q
to claim
A
beweren
10
Q
it concerns
A
het gaat over
11
Q
to contain
A
bevatten
12
Q
(to) debate
A
debat (discussiëren)
13
Q
due to
A
dankzij
14
Q
how does … relate to …?
A
hoe verhoud zich … tot …?
15
Q
to imply
A
impliceren