belangrijk voor begrijpen en antwoorden vragen Flashcards
(26 cards)
1
Q
in accordance with
A
in overeenstemming met (volgens)
2
Q
to judge from
A
te oordelen naar (volgens)
3
Q
in line with
A
in lijn met (volgens)
4
Q
to aim
A
richten op
5
Q
it amounts to
A
het komt neer op
6
Q
to approach
A
benaderen
7
Q
to cause, a cause
A
veroorzaken, oorzaak
8
Q
to characterise
A
karakteriseren
9
Q
to claim
A
beweren
10
Q
it concerns
A
het gaat over
11
Q
to contain
A
bevatten
12
Q
(to) debate
A
debat (discussiëren)
13
Q
due to
A
dankzij
14
Q
how does … relate to …?
A
hoe verhoud zich … tot …?
15
Q
to imply
A
impliceren
16
Q
to prove
A
bewijzen
17
Q
to provide
A
voorzien van
18
Q
ancient
A
zeer oud
19
Q
century
A
eeuw
20
Q
modern
A
modern
21
Q
recent
A
recent
22
Q
to achieve, achievement
A
(iets) bereiken, prestatie
23
Q
advantage
A
voordeel
24
Q
appropriate
A
geschikt
25
to benefit
voordeel hebben van
26
charitable
liefdadig