beïnvloeding: het overbrengen van de boodschap Flashcards

1
Q

Dual proces theories

A

Twee manieren van informatieverwerking

  • Oppervlakkige’ manier (heuristische of emotionele informatieverwerking)
  • ‘systematische’ manier (diepe/inhoudelijke of rationele informatieverwerking)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Elaboration Likelihood Model

A

informatie kan systematisch worden verwerkt via de centrale route, of meer oppervlakkig via de perifere route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sterke verhalen trekken meer … denkers aan

A

systematisch (centrale)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevoel boodschap, kleur, enz. meer de … denker

A

oppervlakkige (perifere)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De route die informatie neemt volgens het Elaboration Likelihood Model is afhankelijk van

A

de persoonlijke relevantie of een
onderwerp als relevant of niet relevant wordt gezien.

Een relevant onderwerp wordt systematisch verwerkt en een minder relevant onderwerp oppervlakkig.

Persoonlijkheid, tijdsdruk, afleiding, voorkennis, vermoeidheid hebben ook met informatieverwerking te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heuristieken

A

een soort vuistregel, oftewel mentale “snelkoppelingen”, waardoor informatie sneller en gemakkelijker te verwerken is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heuristieken waarvan gebruik gemaakt wordt bij persuasieve communicatie:

A
  • Een enthousiast publiek
  • Een associatie met een sterk merk
  • Van een aardig persoon wordt sneller iets aangenomen
  • Beschikbaarheidsheuristiek (availibility heuristic)
  • Affectheuristiek
  • Anchoning and adjustment
  • De ‘imiteer de meerderheid’ heuristiek
  • Representativiteitsheuristiek
  • Equity-heuristic : Mensen willen over het algemeen geloven in een rechtvaardige wereld en
    gaan er dus van uit dat bronnen enigszins rechtvaardig worden verdeeld.
  • ‘Imiteer succesvolle mensen’ heuristiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Affectheuristiek

A

gevoelens (bijv. angstgevoelens voor iets naar voren halen) (ik voel me onprettig, dus het komt vaak voor).

Hierdoor kunnen ze sneller gaan opletten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschikbaarheidsheuristiek (availibility heuristic)

A

“Als ik gemakkelijk een voorbeeld kan bedenken zal het wel kloppen”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anchoning and adjustment

A

Bij het maken van schattingen gebruiken mensen vaak een ‘anker’ om van daaruit te bedenken hoe het werkelijk zal zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De ‘imiteer de meerderheid’ heuristiek

A

volg de groep, ook al is de andere optie misschien beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Representativiteitsheuristiek

A

Hoe representatief een voorbeeld voor de hele groep/een bepaalde categorie is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Equity-heuristic

A

Mensen willen over het algemeen geloven in een rechtvaardige wereld en gaan er dus van uit dat bronnen enigszins rechtvaardig worden verdeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer zijn heuristieken vooral effectief

A

als informatie oppervlakkig wordt verwerkt in plaats van systematisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beide informatieverwerkingsstrategieën (centrale en perifere) kunnen elkaar afwisselen en sluiten elkaar niet volledig uit.

Verder ligt het ook erg aan de situatie welke heuristiek goed past.

A

Just saying

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beïnvloeding strategieën

A
  • Mimicry
  • Priming
  • Mere exposure
  • Impliciet egotisme en het naamlettereffect
17
Q

Mimicry

A

Het (onbewust) overnemen van iemands houding, expressies, spreektempo etc.

Dit leidt ertoe dat mensen elkaar doorgaans aardiger vinden.

18
Q

Priming

A

Het op subtiele wijze saillant maken van informatie. Dit kan invloed hebben op de waarneming, op beslissingen en gedrag.

o Assimilatie-effect: De respondenten laten gedrag zien dat in overeenstemming is met de categorie.

o Priming leidt niet altijd tot assimilatie maar kan ook tot contrast leiden. Bestaat uit de prime uit een specifiek voorbeeld, zal dit eerder tot contrast leiden.

19
Q

Assimilatie-effect

A

De respondenten laten gedrag zien dat in overeenstemming is met de categorie.

20
Q

Mere exposure

A

Als mensen meerdere malen worden blootgesteld aan een nieuwe, neutrale stimulus, zullen ze deze automatisch positiever gaan waarderen.

21
Q

Impliciet egotisme en het naamlettereffect

A

Het naamlettereffect houdt in dat mensen een onbewuste voorkeur hebben voor namen van producten, andere personen en bedrijven die
met dezelfde letters als van hun initialen beginnen.

22
Q

Het Impliciet egotisme en het naamlettereffect wordt in verband gebracht met…

A

impliciet egotisme (implicit egotism)

23
Q

impliciet egotisme (implicit egotism)

A

Mensen hebben positieve associaties met zichzelf hebben en daardoor voor dingen die geassocieerd met henzelf kunnen worden, als positiever ervaren.

24
Q

Voor wie is het effect van Impliciet egotisme en het naamlettereffect sterker

A

voor mensen die sterke positieve gevoelens ten opzichte van zichzelf ervaren en dit effect gaat niet op voor stimuli die als aversie ervaren worden.