Behandeling

Question 1

Geneesmiddelgroepen HIV behandeling (6)

Answer 1

› NRTI (nucleoside-reversetranscriptase-remmers)
› NNRTI (non-nucleoside reversetranscriptaseremmers)
› INSTI (integrase strand transfer inhibitors)
› Proteaseremmers
› Fusieremmers
› Entreeremmers (CCR5 antagonist)

Question 2

NRTI: HIV-nucleoside-reverse transcriptase remmers (4)

Answer 2

• Abacavir
• Emtricitabine
• Lamivudine
• Tenofovir

Question 3

NNRTI: HIV non-nucleoside reverse-transcriptase remmers (1)

Answer 3

Nevirapine

Question 4

INSTI: integrase strand transfers inhibitors (2)

Answer 4

• Bictegravir
• Dolutegravir

Question 5

HIV-proteasremmers (2)

Answer 5

• Darunavir
• Ritonavir

Question 6

Verschil NRTI en NNRTI

Answer 6

Zelfde werking (remmen RNA –> DNA), andere molecuulstructuur

Question 7

Functie ritonavir

Answer 7

Ritonavir wordt met een andere proteaseremmer gebruikt en werkt als booster. Het is een sterke CYP3A4 remmer en zorgt er dus voor dat de darunavir heel goed gaat werken (omdat ze met monotherapie niet heel effectief zijn).

Question 8

Waarom worden fusieremmers en entreeremmers niet veel ingezet (2)

Answer 8

• Niet heel effectief
• Fusieremmer is er alleen maar in injectievorm

Question 9

Wat moet je weten voordat je start met een entreeremmer (maraviroc)?

Answer 9

Of het HIV virus gevoelig is voor CCR5 (aangezien die geantagoneerd wordt) –> co-receptor tropisme

Question 10

Combinatietherapieën vormen (2)

Answer 10

• INSTI + 2 NRTI’s
• INSTI + NRTI

Question 11

INSTI + 2 NRTI’s (3)

Answer 11

• bictegravir + tenofovir alafenamide + emtricitabine
• dolutegravir + abacavir + lamivudine
• dolutegravir + tenofovir + emtricitabine of lamivudine

Question 12

INSTI + NRTI

Answer 12

Dolutegravir + lamivudine

Question 13

Wat moet je weten voor het starten met abacavir?

Answer 13

Of de patient HLA-B*5701-negatief is, bij positief heb je een hypersentiviteit waardoor je gevoeliger bent voor bijwerkingen

Question 14

Diagnose testen + reden (5)

Answer 14

• Detectie van antilichamen en p24 antigen in serum.
• Immunoblot ter confirmatie en differentiatie HIV-1 en HIV-2.
• HIV-PCR (viral load): de viral load is ook een indicatie voor de besmettingskans.
• Genotypische resistentiebepaling
• Eventueel: HIV-tropisme (CCR5-receptor)

Question 15

Doelen behandeling (4)

Answer 15

• Het onderdrukken van de viral load (minder ziek voelen)
• Het behouden van de immunologische functie
• Het verminderen van de morbiditeit door HIV (levenslange behandeling)
• Vermindering / voorkomen HIV transmissie

Question 16

Wat is je doel met viral load monitoring tijdens behandeling?

Answer 16

Mag binnen 6 maanden niet meer detecteerbaar zijn in verband met transmissie en mortaliteit.

Question 17

Bijwerkingen op korte termijn (verdwijnen vaak na een maand) (4)

Answer 17

Onspecifieke gastro-intestinale klachten:
- diarree
- misselijkheid
- braken
- hoofdpijn.

Question 18

Bijwerkingen op lange termijn (4)

Answer 18

• Osteoporose (verlaging van de botdichtheid)
• Nierproblemen
• Dyslipidemie
• Lipodystrofie: vetverdeling in het gelaat en de toename van vet op andere plaatsen, zoals de bovenrug (buffalo hump)

Question 19

Bijwerkingen tenofovir disoproxil fumaraat (2)

Answer 19

• Nierschade
• Botdichtheid

Question 20

Bijwerkingen abacavir (2)

Answer 20

• Hartaanvallen
• Overgevoeligheidsreacties

Question 21

Bijwerking atazanavir

Answer 21

Hyperbilirubinemie (geelzucht)

Question 22

Bijwerking dolutegravir

Answer 22

Slapeloosheid (Wordt niet gegeven aan patiënten met een psychische stoornis)

Question 23

Wat is de reden van resistentie?

Answer 23

Lage therapietrouw –> virus heeft de kans om te muteren en resistente vormen te ontwikkelen

Question 24

Welke groep geeft weinig interacties?

Answer 24

NRTI’s

Question 25

Mechanisme IA’s NNRTI’s

Answer 25

CYP-enzym inductoren: zorgen voor lagere spiegels van comedicatie

Question 26

Mechanisme IA’s proteaseremmers

Answer 26

Zijn altijd geboosd door een sterke CYP-remmer en die zorgt voor hogere spiegels van comedicaties

Question 27

Mechanisme IA’s integraseremmers

Answer 27

Hebben absorptie interacties: binden aan magnesium, calcium –> complexvorming (tijden spreiden)

Question 28

Bij welke middelen kun je geen PPI geven en waarom? (2)

Answer 28

Atazanavir en rilpivirine omdat de absorptie afhankelijk is van een zuur milieu

Question 29

Boosters van proteaseremmers

Answer 29

• Ritonavir
• Cobicistat

Question 30

Werking boosters

Answer 30

Hele sterke remmers van CYP3A4 waardoor spiegels omhoog gaan

Question 31

Verschil ritonavir en cobicistat

Answer 31

Ritonavir is een inducer van UGT enzym (wat IA’s geeft), cobicistat niet

Question 32

Waarom hebben proteaseremmers een booster nodig?

Answer 32

Ze hebben van zichzelf geen handige kenmerken (korte halfwaardetijd, absorptie sterk afhankelijk van voedsel, groot first-pass effect etc.).

Question 33

Wanneer wordt postexpositieprofylaxe (PEP) ingezet? (3)

Answer 33

› Na prikaccidenten
› Na bijtwonden
› Na seksuele blootstelling

Question 34

PEP behandeling

Answer 34

Emtricitabine + tenofovir met
dolutegravir

Question 35

Hoe snel PEP behandeling nemen en therapieduur

Answer 35

De behandeling moet binnen 2-72 uur na blootstelling gestart worden en de behandeling duurt 28 dagen

Question 36

Wie moeten sowieso een PEP behandeling?

Answer 36

Iedere pasgeborene van een hiv-geïnfecteerde zwangere dient te starten met PEP, ongeacht de hiv-RNA concentratie (virale load) van de zwangere

Question 37

PEP bij een kind

Answer 37

Zidovudine (behandelduur op basis van het transmissierisico)

Question 38

Pre-exposure profylaxis (PrEP) behandeling

Answer 38

Tenofovir disoproxil fumeraat + emtricitabine

Question 39

Voor wie is een PrEP behandeling?

Answer 39

Ter additionele preventie optie bij mensen met een substantieel risico op hiv-infectie (partner van HIV-positief persoon of sekswerkers)

Question 40

Waarom monitoren bij PrEP behandeling? (2)

Answer 40

• Als de persoon toch hiv krijgt, moet dit worden gemonitord en overgegaan op adequate medicatie voor een daadwerkelijke hiv-infectie.
• Nierfunctie