Begrippenlijst pg. 8 Flashcards

1
Q

Scheiding der machten

A

rechterlijke macht; wetgevende macht en uitvoerende macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

1848-1919

A

kieswethervormingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

20/12

A

grootmachten hekennen onafhankelijkhei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

19/04/39

A

definitieve scheiding, verdrag 24 artikelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

1899

A

evenredigheidsstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

25/8 (O)

A

Afschaffing koningsfeest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cijnkiesrecht

A

iedereen, die een bepaalde hoeveelheid belastingen betaalt krijgt automatisch een stem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1848

A

kiesdrempel gelijkstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Grondwet

A

basiswet (bv. godsdienstvrijheid, vrouwrecht etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

03/09

A

bemiddelingspoging van Willem (kroonprins)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

1919

A

algemeen stemrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

13/09

A

Koning Willem weigert hervormingen & special zitting Staten-Generaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Algemeen stemrecht

A

“iedereen” mag stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1877

A

geheime stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Republiek

A

een president regeert het land => gekozen door volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Constitutionele monarchie

A

grondwettelijke monarchie; de koning moet zich houden aan de grondwet => mag niet alles doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

1893

A

meervoudig stemrecht + opkomstplicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

09/07

A

Leopold aanvaardt titel van koning

19
Q

Wet le Chapelier

A

verenigingsverbod voor beroepsorganisaties of verbod op verenigingen exclusief bedoeld voor één sociale groep

20
Q

1884

A

lagere scholen op initiatief van de gemeente

21
Q

26/8

A

Burgerwacht herstelt orde

22
Q

1730/70

A

eerste industriële revolutie

23
Q

Absolute monarchie

A

1 koning heeft alle macht

24
Q

26/09

A

Frederik trekt troepen terug

25
Q

28/10

A

grondwet

26
Q

Parlementaire democratie

A

mensen verkiezen een parlement (groep mensen) om ze te vertegenwoordigen

27
Q

1872-1883

A

taalwetten

28
Q

Volkssoevereiniteit

A

macht aan het volk

29
Q

1879

A

verplicht neutraal lager onderwijs in elke gemeente

30
Q

26/01/31

A

grenzen worden bepaalt

31
Q

1960

A

derde industriële revolutie

32
Q

03/11

A

verkiezingen

33
Q

1870

A

tweede industriële revolutie

34
Q

2010

A

vierde industriële revolutie

35
Q

25/8 (G)

A

straatprotest & plunderingen

36
Q

27/7

A

Julirevolutie

37
Q

02/08

A

Hollandse inval

38
Q

03/09

A

revolutionairen vallen Brussel binnen

39
Q

23/09

A

prins Frederik valt Brussel binnen

40
Q

1898

A

gelijkheidswet

41
Q

04/10

A

voorlopige regering roept onafhankelijkheid uit

42
Q

21/07

A

eedaflegging

43
Q

03/02

A

Frederik weigert konign titel