Begrippenlijst MAW (SE3) Flashcards

1
Q

Hypothese

A

Een hypothese is een uitspraak over de sociale werkelijkheid die je kunt toetsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Onafhankelijke Variabele

A

Deze variabele is geheel onafhankelijk van andere variabelen.
De onafhankelijke variabele bepaalt wat de uitkomst is van de afhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afhankelijke Variabele

A

De afhankelijke variabele is de (uitkomst-variabele). De verschillende waarden die de afhankelijke variabelen kunnen aannemen, worden bepaald door de onafhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gevolgen van individualisering

A

Dalende lidmaatschappen van kerken en vakbonden

Toegenomen waarde aan zelfontplooiing

Vrijheid van seksualiteit

Vrijheid van meningsuiting

Iedereen bemoeit zich met zichzelf en niet met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Modernisering

A

Moderniteit: Periode van 1800 tot het heden, waarin men gelooft dat veranderingen onvermijdelijk leiden tot vooruitgang, waarvoor wetenschap en technologie zorgen (mensen denken meer rationeel).

Premoderne Tijd: Periode waarin het denken en doen van mensen werd geleid door: godsdienstige tradities, ingesleten gewoontes & van generatie op generatie overgedragen praktische handelswijzen (mensen denken meer traditioneel).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vormen van Democratie

A

Penduledemocratie: Deze democratie laat de burgers eens in de zoveel jaar stemmen en de macht ligt dan bij de gekozen vertegenwoordiger.

Kiezersdemocratie: Deze democratie koppelt meerderheidsbesluitvorming aan directe vertegenwoordiging.

Participatiedemocratie: Deze democratie combineert directe vertegenwoordiging met integratieve besluitvorming.

Consensusdemocratie: In deze democratie wordt vooral gezocht naar consensus (overeenstemming).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soevereiniteit

A

Interne Soevereiniteit: Er is sprake van een regering over een bepaalde groep mensen, er is sprake van een bepaald grondgebied en de staat bezit daarbij het geweldsmonopolie en belastingmonopolie.

Externe Soevereiniteit: Het staatsgezag is niet ondergeschikt aan het gezag van andere staten. Het staatsgezag wordt door andere staten erkend, er is dus sprake van internationale erkenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Soorten Globalisten

A

Hyperglobalisten: zijn voorstanders van globalisering, zijn aanhanger van vergaande globalisering.

Andersglobalisten: zijn tegenstanders van globalisering, verzetten zich tegen de huidige globalisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Theorieën van machtsverdeling

A

Pluralisme theorie: In een samenleving is er een zekere spreiding van politieke macht over verschillende maatschappelijke groepen die allemaal verschillende belangen vertegenwoordigen.

Machtselite theorie: Er is een machtselite, die sleutelposities inneemt op sociaal-economisch en politiek terrein. Veel macht en invloed is geconcentreerd in grote instituties en/of organisaties waartegen de macht van de regering en parlement nauwelijks opgewassen is.

Mengvorm: Dit is een mix van beide theorieën als uiteinden van een doorlopend geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Referendum

A

Is een volksraadpleging, het volk beslist dan over politiek gevoelige kwesties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Algemene ontwikkelingen van de jaren 60

A

Ontzuiling
Tegenbeweging m.b.t. het establishment (gevestigde orde)
Secularisatie
Ontkerkelijking
Deconfessionalisering (bijvoorbeeld Katholieken stemde op de KVP).
De binding van het stemgedrag verdween.
Ontstaan van organisatie die niet gebonden zijn aan een ‘zuil’.
Emancipatie
Ontideologisering
Democratisering
Individualisering
Marktwerking
Decentralisatie
Andere visie op de verzorgingsstaat.
Sociaal vangnet van de overheid, zorgzame samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontwikkelingen van de jaren 60

A

Demografische ontwikkelingen (gastarbeiders)
Pluriforme samenleving (dekolonisatie) multiculturele samenleving
Europeanisering
Koude Oorlog (Communisme vs Kapitalisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Veranderingen van de politieke cultuur vanaf de jaren 60

A

De mate van vertrouwen in de politiek nam af.
De mate van politieke interesse nam af.
De bereidheid tot politieke participatie nam af.
De opkomst bij verkiezingen nam af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Visies op Politieke Participatie

A

Ontwikkelingsvisie: Politieke participatie is een doel op zichzelf. De burgers leren er veel van en hun zelfvertrouwen en bekwaamheid om te participeren neemt toe.

Instrumentele visie: Politieke participatie is vooral een middel om tot besluiten te komen. Mensen weten zelf het beste wat hun belangen zijn en hoe zij vinden dat de maatschappij er uit moet zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De 3 vormen van sociale ongelijkheid

A

Ongelijke verdeling van macht

Ongelijke verdeling van bezit

Ongelijke verdeling van status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale mobiliteit

A

De verandering van de sociale positie op de maatschappelijke ladder. Het vermogen om te stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder. Op de maatschappelijke ladder kunnen mensen dalen en stijgen en daarbij spelen processen van positietoewijzing en positieverwerving een rol.

15
Q

Sociale stratificatie

A

Is een verdeling van de maatschappij in groepen ook wel verschillende sociale lagen genoemd, door deze ‘indeling’ ontstaat sociale ongelijkheid. Deze indeling is niet statisch, sociale lagen kunnen worden gewijzigd door middel van sociale mobiliteit. Een individu of groep kan zowel stijgen als dalen op de sociale ladder.

16
Q

Soorten Maatschappijen

A

Gesloten samenleving: Een gesloten samenleving is een maatschappij waarin de leden nauwelijks of geen kansen hebben om te stijgen op de maatschappelijke ladder.

Kastenmaatschappij: Een kastenmaatschappij is een maatschappij waarin je in een bepaalde kaste (sociale klasse) wordt geboren en waar je niet meer uitkomt.

Open samenleving: de kansen om te stijgen op de maatschappelijke ladder zijn groter.

17
Q

Soorten Conflicten

A

Manifeste conflicten: Dit zijn conflicten die zichtbaar, aan de oppervlakte komend en politiek opzienbarend zijn.

Latente conflicten: Dit zijn conflicten die minder zichtbaar zijn en die een minder prominente rol spelen.

18
Q

Maatschappelijke positie

A

Het begrip maatschappelijke positie verwijst naar de plaats die iemand inneemt ten opzichte van anderen. Daarmee is zijn verhouding tot anderen bepaald. Bij het verkrijgen van een maatschappelijke positie spelen twee processen een prominente rol (positietoewijzing & positieverwerving).

19
Q

Processen van Maatschappelijke Positie

A

Positietoewijzing: Het proces van positietoewijzing verwijst naar maatschappelijke oorzaken waardoor een persoon of groep op een bepaalde positie terechtkomt. Deze maatschappelijke oorzaken komen van buitenaf op de persoon of groep, de positie wordt toegewezen.

Positieverwerving: Het proces van positieverwerving verwijst naar het verkrijgen van een maatschappelijke positie door de eigen bijdrage van een persoon of de groep waartoe hij behoort.

20
Q

Strategieën bij conflicten

A

Harmonie/poldermodel: Hierbij ligt de nadruk op de overlegcultuur en staat het bereiken van consensus/compromissen centraal bij allerlei politieke en economische problemen in vele beleidssectoren.

Conflictmodel: Bij het conflictmodel worden samenlevingen bijeengehouden door de macht die sommige mensen over anderen uitoefenen.

21
Q

Conflictbenaderingen

A

Eerste variant: De eerste variant is die waarbij het grote verschil in bezit bepalend is voor het conflict. De bekende Duitse denker Karl Marx kwam in de negentiende eeuw met een theorie die veel navolging kreeg en de basis vormde van het communisme. Hij benadrukte dat de grote ongelijkheid in bezitsverhoudingen wel noodzakelijk moest leiden tot het omverwerpen van het toenmalige maatschappelijke (economische en politieke) systeem. Dat kon alleen door strijd: de zogenaamde klassenstrijd.

Tweede variant: De tweede variant gaat ervan uit dat conflicten juist ontstaan uit het feit dat er grote sociale en culturele verschillen zijn tussen (groepen) mensen. De Amerikaanse politicoloog Samuel Huntington beschreef dit in de jaren negentig in zijn boek over de ‘botsende beschavingen’. Er zijn ook veel voorbeelden van internationale conflicten die gebaseerd zijn op godsdienstige, etnische of politieke verschillen.