Begrippenlijst Flashcards
ABLAUT
Klinkerwisseling
Bv. bij sterke werkwoorden zoals in het Nederlands: vind – vond
ACCENT
Hoofdklemtoon in een woord
ADSTRAATTALEN
Buurtalen (niet-dominant taalcontact).
AFFIX
Gebonden morfeem (niet los voorkomend)
- PREFIX = ver- in verlopen
- SUFFIX = -heid of –ig in schoonheid of ellendig
- INFIX = een woorddeel dat op zichzelf niets betekent, maar in een ander woord wordt toegevoegd om de betekenis te veranderen, bv. pietjes-precies
AFFRICAAT
Combinatie van een occlusief en een fricatief met vrijwel identieke plaats van articulatie.
Bv. /ts/ of /pf/
AGGLUTINERENDE TALEN
Talen kunnen ook worden ingedeeld naar de manier waarop ze grammaticale functies markeren. In isolerende talen, zoals het Chinees, bestaan woorden meestal uit een morfeem (een taalkundige eenheid die betekenis draagt), terwijl ze in synthetische talen kunnen bestaan uit verschillende morfemen.
Synthetische talen kunnen worden onderverdeeld in flecterende en agglutinerende talen
- In agglutinerende talen, heeft elk morfeem meestal een enkele functie en kunnen woorden bestaan uit veel morfemen.
Bv. Turks is een goed voorbeeld van een agglutinerende taal. Het woord evlerimde betekent “in mijn huis” en bestaat uit de volgende morfemen: ev (huis), -ler(meervoud), -im (mijn) en -de (in).
Bv. Fins en Hongaars
- In flecterende talen, kunnen affixen verschillende functies combineren.
Bv. In het Spaanse woord habló (“hij sprak”), geeft -ó tegelijkertijd de verleden tijd en de derde persoon enkelvoud weer.
ALFABETISCH
Schriftsysteem waarbij elk teken (idealiter) één klank uitdrukt. Doordat klanken veranderen in de tijd is de een-op-een relatie in alfabetische schriftsystemen naar verloop van tijd vaak ver te zoeken.
Bv. Franse /eau/ wordt uitgesproken als [o]
ALVEOLAIR
Klank die gevormd wordt met de tong tegen de bovenste tandkas (alveolum).
Bv. /d/, /t/, /n/, /l/
ANALYTISCH
Het weergeven van functies door perifrastische structuren (omschrijvende of grammaticale structuren).
Bv. voorzetselconstructie (perifrastische) vs. casus (synthetische)
APOCOPE
Verlies van aan korte, onbeklemtoonde eindklinker of lettergreep dat op het einde van een woord wordt weggelaten.
Bv. disco van discotheek
ASPIRATIE
De ademstroom waarvan een klank vergezeld wordt, het met extra adem uitspreken van een klank.
Bv. aangeblazen occlusieven
ASSIBILATIE
Klankverandering waarbij een occlusief verandert in een affricaat of sibilant.
Bv. Het verschijnsel dat de articulatie van een plosief, zoals /p/ of /t/, verandert in die van een affricaat of sibilant, zoals /s/ of /z/. , dat oorspronkelijk (in het Latijn) met een t aan het eind werd uitgesproken.
Assibilatie
ASSIMILATIE
Klankverandering waarbij klinkers of medeklinkers zich aanpassen aan klanken in hun omgeving.
Bv. Bakzeil wordt uitgesproken als [bakseil]
Bv. Zakdoek wordt uitgesproken als [zagdoek]
BASISWOORDVOLGORDE
Normale (ongemarkeerde) woordvolgorde die gebruikt wordt in onafhankelijke mededelende zinnen met nominale subjecten en objecten.
Bv. SOV-volgorde of SVO
BILABIAAL
Klank wordt gevormd door contact van beide lippen.
Bv. /b/, /p/, /m/
CASUS
Of naamval
- NOMINATIEF: subject
- ACCUSATIEF: lijdend voorwerp
- DATIEF: meewerkend voorwerp
- GENITIEF: bezitsrelatie (en andere)
- ABLATIEF: bijwoordelijke bepalingen uitdrukken zoals waardoor, waaruit, waarmee…
CASUSSYSTEEM
Taalsysteem waarbij de functies aangeduid worden door variabele woorduitgangen (flexie).
Naamvallensysteem (vooral belangrijk in synthetische talen)
Bv. alle oude Indo-Europese talen
CAUSATIEF
Werkwoorden of structuren die uitdrukken dat een handeling een andere handeling als gevolg heeft.
Bv. leggen = doen liggen
CLUSTER
Opeenvolging van twee of meer medeklinkers of consonantencluster.
Bv. de groep /spl-/ aan het begin van “splijten”
CLUSTERREDUCTIE
Reductie of simplificatie van een consonantencluster.
Bv. een kind spreekt een bepaalde medeklinker niet uit: kaar voor klaar
CODE-SWITCHING
OF
CODEWISSELING
Veranderen van talen binnen een gesprek (een hele zin of een enkel woord in een andere taal).
Bv. Marokkaans vermengen met Nederlands
Bv. Engels vermengen met Nederlands
COGNATEN
Verschillende woorden of vormen binnen een taal of tussen verschillende talen waartussen een etymologisch verband bestaat.
Bv. Ster in het Nederlands en Stern in het Duits
COMPARATIEF
De vergelijkende trap of de vergrotende trap
Bv. De comparatief van ´mooi´ is ´mooier.
CONGRUENTIE
Overeenstemming van woorden binnen een zin die een syntactische relatie delen.
- Congruentie in geslacht, getal en naamval tussen substantieven en adjectieven
- Congruentie in getal en persoon tussen onderwerp en gezegde
CONSONANT
Of een medeklinker
Bv. /m/
CONSONANTCLUSTER
Of medeklinkeropstapeling is een opeenvolging van twee of meerdere medeklinkers.
Bv. de groep /spl-/ aan het begin van “splijten”
CONTACTLINGUÏSTIEK
Studie van taalcontact in al haar vormen of de relatie tussen talen op bepaalde plaatsen.
CONTACTTALEN
Nieuwe talen die voortkomen uit een contactsituatie.
Bv. pidgins en creolen
CREOOLTAAL
Een pidgintaal die uitgegroeid is tot een moedertaal. Creoolse talen vertonen een aantal opvallende overeenkomsten in grammaticale structuur. De wetenschap die probeert deze overeenkomsten te verklaren wordt creolistiek genoemd.
Creooltalen worden onder andere gesproken in voormalige Europese koloniën. In bijna heel Afrika, Zuid-Amerika, het Caraïbische gebied, Zuidoost- Azië en in mindere mate in Noord-Amerika. De woordenschat van de meeste creooltalen vertoont een grote overlap met de taal van de Europese kolonisator.
DATA
Empirische taalgegevens waarop de taalkundige steunt voor zijn beschrijvingen en analyses
- PRIMAIRE DATA: zelfkennis, corpora en veldwerk
- SECONDAIRE DATA: bestaande beschrijvingen
DENTAAL
Klank wordt gevormd door de afsluiting of vernauwing bij de tanden.
Bv. [thin] in het Engels
DENTAALPRETERITUM
Productief model voor de Germaanse verleden tijd voor zwakke werkwoorden, met gebruik van een dentale medeklinker.
Bv. Nl. speelde
Bv. Eng. played
Bv. D. spielte
DENTAALSUFFIX
Suffix in de vorm van een dentale medeklinker.
Zie dentaalpreteritum
DEPALATALISATIE
Het tegenovergestelde van palatalisatie of is het verschijnsel waardoor palatalen, nl. de i, é, è, u, ù, alle klanken die vooraan in de mond (ter hoogte van het palatum of harde verhemelte) worden uitgesproken achteraan in de mond (als velairen, bv. de oe, de o, ter hoogte van het velum of zachte verhemelte) worden gerealiseerd.
Bv. muts > moeitsj
DIACHRONIE
Studie van taalstructuren door de tijd heen.
DIACHROON
Taalverandering doorheen de tijd, een tijdsgebonden taalvariatie.
DIALECT
Regionale taalvariëteiten die zijn voortgekomen uit anderhalf millennium spontane ontwikkeling in het mondelinge gebruik, zonder van boven- of buitenaf opgelegde normen en regels.
Taalvariëteit die door isoglossen van andere taalvariëteiten onderscheiden wordt, wordt zowel voor een geheel van taalvariëteiten als voor de verschillende subvariëteiten gebruikt.
Bv. Gents is een Oost-Vlaams dialect
SOCIOLECT
Taalvariëteiten die door sociologische isoglossen onderscheiden worden.
Bv. mannentaal of jongerentaal
IDEOLECT
Individuele taalvariëteiten, het taalgebruik van één individu, iemands persoonlijke en persoonlijk-getinte taalgebruik, dat deze onderscheidt van andere gebruikers van dezelfde taal.
DIALECTCONTINUÜM
Aangrenzende dialecten die min of meer vloeiend in elkaar overlopen.
Bv. West-Romaans of Continentaal West-Germaans dialectcontinuüm
DIASTRATIE
Taalvariatie op basis van demografische of sociale redenen.
DIATOPIE
Taalvariatie op basis van geografie.
DIATHESE
Vorm: grammaticale categorie waarin werkwoordsvormen onderscheiden worden in actief en passief (en soms ook mediaal).
DIGLOSSIE
De situatie waarbij een gemeenschap twee talen of taalvariëteiten gebruikt afhankelijk van de communicatieve functie (= functionele specialisatie van de gebruikte talen).
Bv. ST gebruiken voor formele situaties en DIA voor informele.
DIFTONG
Of tweeklank is een combinatie van twee klinkers in een lettergreep.
Bv. /au/
DIFTONGERING
De verandering van een monoftong naar een diftong.
Bv. huus/hoes → huis
DISSIMILATIE
Klankverandering waarbij identieke of nauwverwante klinkers of medeklinkers minder op elkaar lijken.
Bv. ST: lepel DIA: leper
DOCHTERTAAL
Verwante taal die uit een oudere taal is ontstaan (uit de moedertaal).
Bv. Het Afrikaans is een dochtertaal van het Nederlands (ze zijn onderling te verstaan).
DUALIS
Of tweevoud is een vorm van naamwoorden of voornaamwoorden die naar zaken verwijzen die in tweetallen of paarsgewijs voorkomen, of van daarmee congruerende woorden en woordgroepen.
Het Nederlands kent geen dualis, tweevoud wordt in die taal niet van meervoud onderscheiden. In veel oude Indo-Europese talen, zoals het Oudgrieks (tot in de Klassieke periode) en in de Keltische talen, komt de dualisvorm voor, maar ook in Semitische talen, zoals het Hebreeuws en het Arabisch, is de dualis een systematisch verschijnsel.
ELISIE
Het wegvallen of weglaten van klanken.
Bv. ’t is me wa’
ENCLISE
Postpositie (vaak met aanhechting) van onbeklemtoonde woorden
Bv. voornaamwoorden of lidwoorden:
“Kunde mij helpen?” (“Kunde?” = enclise van “Kunt ge?”)
EPENTHESE
Inlassing van een of meerdere klanken in een woord of samenstelling zonder dat daarvoor een etymologische reden is.
Bv. duur+ -er duurder
ERFWOORD
Woord dat al in het oudste taalstadium aanwezig was
↔ leenwoord
Bv. roest of ei
ERFWOORDENSCHAT
Basiswoordenschat die aanwezig was in het oudste taalstadium.
ETYMOLOGIE
Studie van het historisch taalkundig verband tussen woorden en vormen waaruit ze zijn ontstaan. (Cognaten)