begrippen/ theorieen Flashcards
illusoire correlaties
mensen zijn meer gefocussed op het zien van de ja-ja kolom waardoor hier een correlaties ontstaat die helemaal niet bestaat
Impliciete associatietest
- men krijgt een foto te zien waarop iemand staat die wel of niet gehandicapt is.
- op het scherm verschijnen positieve en negatieve woorden, de ppn moet aangeven welke welke zijn.
- er komen om beurten foto’s of woorden op het scherm. de ppn moet voor negatieve woorden en handicap de ene knop indrukken, voor positieve en geen handicap de ander.
- De koppels worden omgedraaid.
Als blijkt dat de rt sneller zijn voor negatief en handicap heeft een ppn dus een negatieve associatie met handicaps
Innovatie
de minderheid heeft een invloed op de meerderheid
evaluation apprehesion theory
cotrell
mensen zijn bang om geevalueerd te worden en daardoor treedt sociale inhibitie op
In-groep favoritisme
Mensen classificeren de groep waar wij bij horen als beter, de groep waar we niet toe horen als minder goed
zelfstereotypering
jezelf eigenschappen aanwijzen obv het stereotype waar je bij hoort.
Normatieve invloed
je zo gedragen omdat je erbij wilt horen. Beinvloed enkel je overt oordeel, niet je coverte
Agentic shift voorwaarden
- Gebeurd in situaties waarin mensen verwachten dat iemand de leiding neemt
- de persoon gezien wordt als iemand die leiding kan geven
- mensen zichzelf identificeren als iemand waar leiding over genomen mag worden
- de leider de juiste doelstelling heeft die binnen een bepaald kader passen
versterkingscontigentie
als gedrag beloond wordt komt het meer voor en vice versa
mere presence
invloed door loutere aanwezigheid van andere
overt oordeel
het oordeel wat je daadwerkelijk aan de wereld laat zien
similariteitseffect
opzoek naar mensen die op ons lijken
distraction theories
je raakt afgeleid bij aanwezigheid, waardoor je minder presteert
conatief gedrag
Gedrag dat gericht is op het bereiken van een bepaald doel, dus vanuit wilskracht, motivatie of intentie
agressie en uitsluiting
- pro sociale beweging- imitatie-sociale afstemming
- anti sociale beweging- destructief gedrag
Bystander effect
Het minder ingrijpen als er andere aanwezig zijn
stereotype
in het geheugen opgeslagen, georganiseerde en vereenvoudigde verzameling van kennis over een groep personen
Declaratieve kennis
kennis over hoe mensen er daadwerkelijk uit zien
dissonantiereductie
- de consonante relaties opwaarderen en de dissonanten devalueren
- Bijkomende consonante relaties zoeken
- inhoud van cognitie veranderen
3 mogelijke reacties bij invloed
1.)door die partij gewenst gedrag(conformisme)
2.) autonoom blijven
3.) reactantie, expres tegenovergesteld gedrag vertonen.
attitude
evaluatieve houding tegenover een attitudeobject
bad affective forecasters
we zijn slecht in het voorspellen van hoe we ons gaan voelen
mentaliteit
de door de meerderheid gedragen attitude tegenover bepaald thema