begrippen/ theorieen Flashcards
altruistisch gedrag
gedrag waarvan het belangrijkste kenmerk is dat het de situatie van andere beter maakt
diffusie van verantwoordelijkheid
Het denken dat andere wel zullen helpen
cognitief decisiemodel
- situatie opmerken
- Interpreteren als noodsituatie
- Jezelf verantwoordelijk achten
- Jezelf bekwaam achten
- Beslissen om te helpen
Bystander effect
Het minder ingrijpen als er andere aanwezig zijn
Positive bystander effect
het versterken van hulpgedrag als er andere aanwezig zijn
Impliciete sociale invloed
Een individu kan een ander iets laten doen zonder dat zelf expliciet te vragen
Conformisme
de andere vormen een meerderheid
Innovatie
de minderheid heeft een invloed op de meerderheid
expliciete sociale invloed
men krijgt het verzoek om iets te doen of laten, mogelijk gepaard met beloning of straf
Reactantie
opzettelijk tegenovergesteld gedrag tonen dan de andere
Sociale inhibitie
de aanwezigheid van andere hinderde het leren van het gewenste gedrag. Treedt op als er een leertaak is.
Sociale facilitatie
het beter presteren als er andere aanwezig zijn, gebeurd vaak bij gewoontetaken
Arousal
verhoogde fysiologische activiteit
Sociale activeringstheorie
- sociale aanwezigheid
2 arousal - uitbrengingskans dominante respons
Responscompetitie
Wanneer een prikkel meerdere responsen uitlokt en deze niet compatibel zijn, zal de respons die het sterkst geassocieerd is optreden
Performantie
wanneer men de taak al goed beheerst
Normatieve invloed
je zo gedragen omdat je erbij wilt horen. Beinvloed enkel je overt oordeel, niet je coverte
informatieve invloed
je doet iets omdat je denkt dat andere gelijk hebben. beinvloedt zowel je overte als coverte oordeel
agentic shift
wanneer mensen switchen van autonoom individu naar uitvoerder/ agent
expliciete invloed/ gehoorzaamheid Millgram
Berust op hierarchie
mensen zijn bewust van externe druk
Agentic shift voorwaarden
- Gebeurd in situaties waarin mensen verwachten dat iemand de leiding neemt
- de persoon gezien wordt als iemand die leiding kan geven
- mensen zichzelf identificeren als iemand waar leiding over genomen mag worden
- de leider de juiste doelstelling heeft die binnen een bepaald kader passen
impliciete invloed/conformisme Millgram
Gebeurd tussen gelijken
houdt imitatie in
invloed wordt onderschat
stereotype
in het geheugen opgeslagen, georganiseerde en vereenvoudigde verzameling van kennis over een groep personen
Declaratieve kennis
kennis over hoe mensen er daadwerkelijk uit zien
vooroordeel
als een oordeel puur gebaseerd is op een stereotype en er niet gekeken wordt naar individuele gedragingen
discriminatie
als mensen obv hun lidmaatschap van een groep anders behandeld worden dan leden van een andere groep
Impliciete associatietest
- men krijgt een foto te zien waarop iemand staat die wel of niet gehandicapt is.
- op het scherm verschijnen positieve en negatieve woorden, de ppn moet aangeven welke welke zijn.
- er komen om beurten foto’s of woorden op het scherm. de ppn moet voor negatieve woorden en handicap de ene knop indrukken, voor positieve en geen handicap de ander.
- De koppels worden omgedraaid.
Als blijkt dat de rt sneller zijn voor negatief en handicap heeft een ppn dus een negatieve associatie met handicaps
sociale identiteitstheorie
tajfel en turner
men heeft 2 soorten identiteit.
1.) persoonlijke identiteit
2.) sociale identiteit, tot welke groepen behoor je.
Mensen willen een zo positief mogelijk zelfbeeld, door de groepen waar je bij hoort wordt een beeld gevormd. Je gaat zoveel mogelijk de positieve dingen van die groep naar voren halen. De andere groepen ga je meer het negatieve zien
In-groep favoritisme
Mensen classificeren de groep waar wij bij horen als beter, de groep waar we niet toe horen als minder goed
similariteitseffect
opzoek naar mensen die op ons lijken
scapegoating
het blamen van andere om ons eigen positieve zelfbeeld te behouden
naief realisme
denken dat wat je echt waarneemt ook echt gebeurd
availability heuristic
de manier waarop we tot een oordeel komen obv wat het snelst in je gedachten opkomt
Dispositionele verklaring
de emotie is toe te kennen aan persoonlijkheden
situationele verklaring
de emotie is toe te kennen aan situationele factoren
Fundamentele attributiefout
het overschatten van persoonseigenschappen, en het onderschatten van de situationele factoren
Assimilatie
mensen zien andere meer als het stereotype dan dat ze daadwerkelijk zijn