begrippen so H1 Flashcards

1
Q

Aantrekkingsfactor

A

Reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afstotingsfactor

A

Reden om te verhuizen uit een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat een product wil kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Agglomeratie

A

Een stad met daaraan vastgegroeide (voor) steden en dorpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Arbeidsintensief

A

Bedrijf dat veel arbeid nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Arbeidsmigrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Assemblage

A

Het in elkaar zetten van een product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bevolkingsconcentratie

A

Opeenhoping van mensen in een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bevolkingsdiagram

A

Staafdiagram met de leeftijdsopbouw van de bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bevolkingsdichtheid

A

het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bevolkingspolitiek

A

maatregelen van de overheid om het aantal en de spreiding van de bevolking te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bevolkingsspreiding

A

de verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

communisme

A

politieke vorm waarbij de staat alle bedrijven bezit en bepaalt welke producten worden gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cultuur

A

alles wat je hebt aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dimensie

A

de invalshoek van waaruit je naar een gebied of een onderwerp kijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

drijvende bevolking

A

migranten in China die ergens anders wonen dan waar ze zijn ingeschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

eenkindpolitiek

A

politiek waarbij gezinnen niet meer dan een kind mogen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

etnische groep

A

een groep mensen met een andere cultuur en andere bevolkingsgroepen in een land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

etnische minderheid

A

etnische groep die in een land in de minderheid is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

export

A

uitvoer van goederen en diensten naar een ander land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

global city

A

heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt op het gebied van economie, cultuur en politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

globalisering

A

het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie (kennis, kultuur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

groeiland

A

land dat nog niet echt ontwikkeld is, maar dat wel een snelle economische groei doormaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hightechindustrie

A

industrie die gebaseerd is op hoogstaande technische kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

hoogvlakte

A

vlak of zachtgolvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

infrastructuur

A

alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen en informatie te vervoeren

26
Q

internationale arbeidsverdeling

A

de verdeling van het werk over verschillende landen

27
Q

isotherm

A

lijn die plaatsen met een gelijke tempratuur met elkaar verbindt

28
Q

kennisintensief

A

er is veel vakkennis nodig om producten te maken

29
Q

kolonie

A

gebied in een ander wereld deel dat in het bezit is van (meestal) een Europees land.

30
Q

laagvlakte

A

gebied zonder hoogteverschillen dat lager ligt dan 500m

31
Q

lagelonenland

A

land met lage arbeidskosten

32
Q

leeftijdsopbouw

A

de samenstelling van de bevolking in verschillende leeftijdsgroepen

33
Q

levensverwachting

A

het gemiddelde aantal verwachten levensjaren op een bepaalde leeftijd

34
Q

lucht streek

A

tempratuurzone op aarde: tropen, gematigde zone en poolstreken

35
Q

mechanisatie

A

vervanging van menselijke arbeid door machines

36
Q

megalopolis/megaregio

A

een aantal aaneengesloten stedelijke gebieden met meerdere miljoenensteden

37
Q

megastad

A

stad met meer dan 10 miljoen inwoners

37
Q

megastad

A

stad met meer dan 10 miljoen inwoners

38
Q

metropool

A

heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt
op het gebied van economie cultuur en politiek

39
Q

migratie/migrant

A

verhuizen van de ene woonplaats naar een andere iemand die verhuist, is een migrant

39
Q

multinationale onderneming

A

bedrijf met vestigingen in verschillende landen

40
Q

natuurramp

A

ramp veroorzaakt door de natuur met veel slachtoffers en grote schade

41
Q

newly industrializing countries (NIC’s)

A

verzamelnaam voor landen waar de industrie snel is opgekomen heten ook opkomende landen of groeilanden

42
Q

opkomend land

A

land dat nog niet echt ontwikkeld is maar dat wel een snelle economische groei doormaakt heet ook groeiland of NIC

43
Q

pullfactor

A

reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten heet ook aantrekkingsfactor

44
Q

pushfactor

A

reden om te verhuizen uit een gebied heet ook wel afstotings factor

45
Q

regionale ongelijkheid

A

verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied

46
Q

reliëf

A

hoogteverschillen in het landschap

47
Q

ruraal-urbane migratie

A

migratie van het platteland naar de stad

48
Q

sociale ongelijkheid

A

verschillen in welvaart en ontwikkelingskansen tussen groepen mensen in een gebied

49
Q

speciale economische zone (sez)

A

gebied waar buitenlandse bedrijven zich vrij mogen vestigen en weinig belasting betalen

50
Q

stadsdorp

A

verstedelijkt dorp in China dat helemaal is ingesloten door stedelijke bebouwing

51
Q

stadsgewest

A

alle dorpen en steden die voor hun werk en voorzieningen op een centrale stad zijn gericht

52
Q

stedelijk gebied

A

stadsgewesten die (bijna) aan elkaar zijn vastgegroeid

53
Q

toendra

A

boomloos gebied in de poolstreken met begroeiing van grassen mossen en lage struikjes

54
Q

uitschuiven

A

het verplaatsen van onderdelen van de productie naar een goedkoper land

55
Q

urbanisatie

A

het proces waarbij steeds meer mensen in de stad gaan wonen heet ook wel verstedelijking

56
Q

urbanisatiegraad

A

het percentage stedelingen in een land

57
Q

urbanisatietempo

A

de snelheid waarmee de urbanisatie graad toeneemt

58
Q

vergrijzing

A

toename van het aandeel ouderen (65+) in de totale bevolking

59
Q

volk

A

een groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft

60
Q

wereldstad

A

heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt
op het gebied van economie cultuur en politiek heet ook wel global city of metropool

61
Q

woningdichtheid

A

het aantal woningen per km²