Begrippen P&O Flashcards

Alle begrippen die je moet weten voor het tentamen van periode 1.

1
Q

Mesolithicum

A

De Mesolithische periode, of middensteentijd, is de overgangsfase tussen het Paleolithicum (oude steentijd) en het Neolithicum (nieuwe steentijd). Deze periode wordt gekenmerkt door de overgang van nomadisch jagen en verzamelen naar een meer sedentair bestaan en het gebruik van nieuwe werktuigen zoals microlithen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Semi-nomadisch:

A

: Semi-nomadisch verwijst naar een levenswijze waarin mensen periodiek verplaatsen, maar ook gedurende bepaalde tijden op vaste locaties verblijven. Deze gemeenschappen combineerden seizoensgebonden migratie met tijdelijke nederzettingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Neolithicum

A

Het Neolithicum, of nieuwe steentijd, is de periode na 9000 v.Chr. waarin mensen begonnen met landbouw en veeteelt, wat leidde tot het ontstaan van permanente nederzettingen en de productie van meer gespecialiseerde werktuigen van steen en hout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vruchtbare halve maan

A

de Vruchtbare Halve Maan wordt beschreven als een gebied met een mild klimaat en overvloedige wilde graansoorten, waar de landbouw voor het eerst werd ontwikkeld. Dit gebied omvat het huidige Libanon, Israël, Jordanië, Turkije en Irak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Akkerbouw

A

Akkerbouw ontstond rond 9000 v.Chr. in de Vruchtbare Halve Maan, waar mensen voor het eerst gewassen plantten en begonnen met landbouw, door selectieve teelt van gewassen zoals gerst en tarwe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Veeteelt

A

Dit is een economisch systeem gebaseerd op het hoeden van vee zoals geiten, schapen en runderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Landbouwrevolutie

A

De landbouwrevolutie begon rond 9000 v.Chr., toen mensen in verschillende regio’s van de wereld, zoals de Vruchtbare Halve Maan, gewassen gingen verbouwen en dieren domesticeerden, wat leidde tot meer sedentaire samenlevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sedentair bestaan

A

: Een sedentair bestaan verwijst naar groepen mensen die permanent op één plek wonen en hun levensonderhoud halen uit landbouw in plaats van jagen en verzamelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Brandcultuur

A

Dit is een landbouwtechniek waarbij vegetatie wordt afgebrand om de grond vruchtbaar te maken voor het zaaien van gewassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ötzi

A

Ötzi, ook wel de Iceman genoemd, is een goed bewaarde mummie uit de Europese Alpen van meer dan 5.000 jaar geleden, die bewijs levert voor de levenswijze en technologieën van de prehistorische mens, zoals het gebruik van bewerkte stenen werktuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bandkeramiek

A

Dit was een neolithische cultuur in Midden-Europa die bekend staat om zijn karakteristieke versierde aardewerk en vroege vormen van landbouw en veeteelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Trechterbekercultuur

A

Een neolithische cultuur in Noord-Europa, bekend om zijn trechtervormige aardewerk en de bouw van megalithische monumenten zoals hunebedden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hunebed

A

Megalithische grafstructuren gebouwd door neolithische culturen zoals de Trechterbekercultuur, voornamelijk in Noord-Europa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Megalithische cultuur

A

Culturen die grote stenen monumenten bouwden, zoals Stonehenge, tijdens het Neolithicum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stonehenge

A

Een megalithisch monument in Zuid-Engeland, gebouwd rond 2500 v.Chr., vermoedelijk voor astronomische en religieuze doeleinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Patriarchale samenleving

A

Een samenleving waarin mannen, vooral vaders, de dominante rol in de familie en samenleving hebben. Dit werd gezien als door God gegeven autoriteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Surplus

A

Een overschot aan goederen, vooral voedsel, geproduceerd door de landbouw, wat leidde tot specialisatie en sociale hiërarchieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bronstijd

A

De periode waarin brons, een legering van koper en tin, wijdverspreid werd gebruikt voor gereedschappen en wapens, wat begon rond 3000 v.Chr..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

IJzertijd

A

: De periode die volgde op de Bronstijd, waarin ijzer het dominante materiaal werd voor wapens en gereedschappen, wat leidde tot meer technologische vooruitgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Stadsstaat

A

Een onafhankelijke stad die samen met het omliggende gebied een zelfstandige politieke eenheid vormt, met eigen regering en wetten, zoals in het oude Griekenland en Italië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hiërarchie

A

Een systeem waarin mensen of groepen worden gerangschikt op basis van status, macht of rijkdom, vaak versterkt door erfelijkheid en sociale structuren zoals in vroege landbouwsamenlevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Irrigatielandbouw

A

Een vorm van landbouw waarbij water wordt aangevoerd via kanalen, dammen of andere kunstmatige systemen om gewassen te bevloeien, essentieel in gebieden met weinig natuurlijke regenval, zoals in Mesopotamië.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Priester

A

Een religieuze leider die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van rituelen en ceremonies, zoals de eucharistie, waarbij hij de gelovigen brood en wijn aanbiedt, vaak in verband met de eredienst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Slavernij

A

Een systeem waarbij mensen eigendom van anderen worden, met volledige controle over hun leven en arbeid, zoals vaak gebeurde in de oude beschavingen van Mesopotamië, Egypte en Griekenland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Afhankelijke arbeid

A

Een vorm van arbeid waarbij arbeiders gebonden zijn aan een werkgever of landeigenaar, vaak zonder veel vrijheid om van baan te veranderen, zoals bij horigheid of slavenarbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Sociale gelaagdheid

A

Een systeem waarin de samenleving is verdeeld in verschillende sociale klassen of lagen, vaak gebaseerd op rijkdom, macht, en afkomst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Arbeidsspecialisatie

A

Het proces waarbij mensen zich toeleggen op specifieke beroepen of vaardigheden, mogelijk gemaakt door voedseloverschotten in landbouwsamenlevingen, wat leidde tot een complexe verdeling van arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Ziggurat

A

Een massieve, getrapte piramide in Mesopotamië die diende als religieus centrum en tempel voor de goden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Schrift

A

Het schrift in Mesopotamië, bekend als spijkerschrift, begon als een systeem van pictogrammen en ontwikkelde zich later tot symbolen die klanken vertegenwoordigden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Tempeleconomie/distributieeconomie

A

: Een economisch systeem waarin goederen en landbouwopbrengsten centraal worden beheerd en herverdeeld vanuit tempels, vaak door priesters, die zowel religieuze als economische functies vervulden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Pictografisch

A

Een vroeg systeem van schrift waarin elk symbool een object afbeeldt, dat later evolueerde tot het spijkerschrift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Ideografisch

A

Een vorm van schrift waarin symbolen ideeën of concepten vertegenwoordigen, in plaats van specifieke klanken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Fonetisch

A

Een schriftvorm waarbij symbolen klanken vertegenwoordigen, in plaats van hele woorden of ideeën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Spijkerschrift

A

Een vroeg Mesopotamisch schrift bestaande uit wigvormige tekens, aanvankelijk pictografisch maar later fonetisch gebruikt om klanken en woorden weer te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hiëroglyfen

A

Een oud Egyptisch schrift bestaande uit pictogrammen en symbolen, gebruikt voor heilige en officiële inscripties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Demotisch

A

Een vereenvoudigde, cursieve vorm van het Egyptische schrift, voornamelijk gebruikt voor administratieve en dagelijkse teksten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wetgeving

A

Wetgeving in de vroege beschavingen, zoals in het wetboek van Hammurabi, reguleerde veel aspecten van het dagelijkse leven met straffen variërend van geldboetes tot fysieke bestraffing.

38
Q

Klassenjustitie

A

: Ongelijke toepassing van de wet, waarbij hogere klassen mildere straffen ontvingen, zoals boetes, terwijl lagere klassen zwaarder gestraft werden, zoals te zien in de Code van Hammurabi.

39
Q

Vorst

A

Een monarch of heerser die politieke en militaire macht in handen heeft, vaak gezien als goddelijk aangesteld of als vertegenwoordiger van goden.

40
Q

Farao

A

De titel van de Egyptische koning in het Nieuwe Rijk, afgeleid van een term die “groot huis” betekent.

41
Q

Ramses II

A

: Een van de machtigste farao’s van Egypte, bekend om zijn militaire campagnes en de bouw van monumenten zoals de tempels van Abu Simbel.

42
Q

Echnaton

A

Egyptische farao (r. 1351–1334 v.Chr.) die een religieuze revolutie doorvoerde door de verering van de god Aten te bevorderen.

43
Q

Mesopotamië

A

: Een oude regio gelegen tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat, bekend als de een van de eerste steden en complexe beschavingen.

44
Q

Egypte

A

: Een oude beschaving langs de Nijl, bekend om zijn farao’s, piramides en een complexe samenleving die werd geleid door goddelijke koningen.

45
Q

Nijl

A

De levensader van het oude Egypte, waarvan de jaarlijkse overstromingen vruchtbare landbouwgrond creëerden en de ontwikkeling van de Egyptische beschaving ondersteunde.

46
Q

Eufraat en Tigris

A

Twee grote rivieren in Mesopotamië, waarvan het water cruciaal was voor de landbouw en het ontstaan van de eerste steden en beschavingen.

47
Q

Hammurabi

A

De koning van Babylon (r. 1792–1750 v.Chr.), bekend om zijn wetboek, een van de oudste en meest complete wettenverzamelingen in de geschiedenis.

48
Q

Polis

A

Een polis, vertaald als “stadstaat,” was de fundamentele politieke en institutionele eenheid in het oude Griekenland, waarin burgers met eigen wetten en gebruiken zelfbestuur uitoefenden.

49
Q

Kolonisatie

A

Het vestigen van mensen uit een moederstat (Metropolis) in een nieuw gebied.

50
Q

Gelaagde samenleving

A

Een samenleving waarin sociale verschillen zijn gestructureerd in hiërarchieën, zoals de verdeling tussen rijk en arm of tussen elites en gewone mensen.

51
Q

Burger

A

Een inwoner van een staat met bepaalde rechten en plichten, zoals het recht op bescherming en deelname aan het politieke leven.

52
Q

Archaïsche periode

A

De periode van ongeveer 800-500 v.Chr., waarin de Griekse stadstaten (poleis) ontstonden en zich ontwikkelden.

53
Q

Klassieke periode

A

De periode van 500-338 v.Chr., gekenmerkt door intellectuele en artistieke prestaties ondanks voortdurende oorlogen in Griekenland.

54
Q

Hellenistische periode

A

Periode van 336 tot 30 v.Chr. waarin Griekse cultuur zich verspreidde na de veroveringen van Alexander de Grote.

55
Q

Monarchie

A

Een regeringsvorm waarbij één persoon, meestal een koning of koningin, als staatshoofd fungeert.

56
Q

Democratie

A

Regering waarbij de macht ligt bij de burgers die deelnemen aan het besluitvormingsproces.

57
Q

Aristocratie

A

: Regering door een kleine, bevoorrechte adellijke klasse van de samenleving.

58
Q

Oligarchie

A

Bestuur door een kleine groep machtige personen.

59
Q

Tirannie

A

Regeringsvorm waarbij één persoon onwettig de macht grijpt en met geweld regeert.

60
Q

Agora

A

Het centrale marktplein en ontmoetingspunt in een Griekse stadstaat.

61
Q

Acropolis

A

: Een versterkte heuvel in Griekse stadstaten, meestal met belangrijke religieuze en publieke gebouwen.

62
Q

Hoplieten

A

Zwaarbewapende Griekse infanteristen die vochten in gesloten formaties.

63
Q

Falanx

A

Een militaire formatie van hoplieten die dicht op elkaar stonden met lange speren en schilden.

64
Q

Heloten

A

Onderdrukte, onvrije inwoners van Sparta die het land bewerkten voor Spartaanse burgers.

65
Q

Perioiken

A

Vrije maar niet-burgerlijke inwoners van Sparta die handel en ambachten uitvoerden.

66
Q

Gerousia

A

Raad van oudere mannen in Sparta, verantwoordelijk voor wetgeving en besluitvorming.

67
Q

Apella

A

Volksvergadering van alle Spartaanse burgers, die stemde over wetten en benoemingen.

68
Q

Eforen

A

Vijf jaarlijkse gekozen magistraten in Sparta, verantwoordelijk voor toezicht op de wetgeving en uitvoerende macht.

69
Q

Volksvergadering

A

Een vergadering van burgers in Griekse stadstaten waar beslissingen werden genomen over bestuur en wetten.

70
Q

Magistraat

A

Een gekozen of benoemde ambtenaar die publieke taken uitvoert en rechtspreekt.

71
Q

Draco

A

Draco was een Atheense wetgever bekend om zijn strenge wetten, ingevoerd rond 621 v.Chr. Deze wetten, die vaak de doodstraf oplegden voor kleine overtredingen, werden gezien als meedogenloos, wat leidde tot de term “draconisch”.

72
Q

Solon

A

Atheense wetgever en hervormer uit de 6e eeuw v.Chr., bekend om zijn hervormingen die schulden afschaften, slavernij door schulden beëindigden en de basis legden voor een meer democratische politieke structuur in Athene.

73
Q

Pisistratus

A

Atheense tiran in de 6e eeuw v.Chr., bekend om het versterken van de economie, culturele groei en het verminderen van aristocratische macht.

74
Q

Archont

A

: Een gekozen magistraat in het oude Athene die verantwoordelijk was voor het bestuur van de stad, met bevoegdheden over juridische, militaire en civiele zaken.

75
Q

Boule

A

De Atheense raad, bestaande uit 500 leden, die de wetgeving voorbereidde, staatsfinanciën beheerde, buitenlandse diplomatie behandelde en toezicht hield op de verschillende commissies van de stad.

76
Q

Strateeg

A

Een gekozen militaire commandant in het oude Athene, die verantwoordelijk was voor de leiding van het leger en de marine.

77
Q

Ecclesia

A

De volksvergadering van alle mannelijke burgers in het oude Athene, die de uiteindelijke beslissingen nam over belangrijke kwesties zoals wetgeving en buitenlandse politiek.

78
Q

Deme

A

Een lokale administratieve eenheid in het oude Athene, gecreëerd door Cleisthenes, die diende als het registratiesysteem voor burgers en een belangrijk onderdeel vormde van de Atheense democratie.

79
Q

Schuldslavernij

A

Een systeem waarbij mensen zichzelf of hun familie als onderpand verkopen om schulden af te lossen, wat leidt tot een vorm van gedwongen arbeid totdat de schuld is afbetaald.

80
Q

Ostracisme

A

Een politiek proces in het oude Athene waarbij burgers konden stemmen om een individu voor 10 jaar te verbannen als ze deze persoon als een bedreiging voor de democratie zagen.

81
Q

Standensamenleving

A

Een hiërarchische samenleving waarin verschillende sociale groepen of klassen (standen) bestaan, elk met hun eigen rechten, plichten en status, meestal bestaande uit de adel, geestelijkheid en het volk.

82
Q

Klassensamenleving

A

Een samenleving waarin economische ongelijkheid de sociale hiërarchie bepaalt, met verschillende sociale groepen die variëren in beroep en inkomen.

83
Q

Olympische goden

A

De goden waar de Grieken in geloofde, die woonde boven op de Olympia. Goden zoals: Zeus, Hera, Apollo, Athena etc.

84
Q

Mysteriecultus

A

Mysterieculten waren religieuze groeperingen waarbij deelnemers een initiatieritueel moesten ondergaan om toegang te krijgen tot geheime kennis en rituelen. Deze kennis bood vaak de belofte van persoonlijke redding en een beter leven na de dood. Zoals bijvoorbeeld de Eleusische mysteries rondom Demeter en Persephone.

85
Q

Antropomorf

A

De Griekse goden werden vaak afgebeeld als Antropomorf door de Grieken, dit betekende dat ze menselijke vormen en eigenschappen hadden.
Wederkerigheid: De relatie tussen mensen en goden in Griekenland was wederkerig, hierbij brachten mensen offers aan de goden en verwachtte in ruil daarvoor bescherming.

86
Q

Delfi

A

Een stad waar Pan-Hellenistische festivals werden gehouden ter ere van Apollo, staat bekend om het orakel van Apollo.

87
Q

Olympische Spelen

A

Een pan hellenistisch festival in Olympia ter ere van Zeus. Dit is de inspiratie geweest voor de moderne versie van de Olympische Spelen die we vandaag de dag kennen.

88
Q

Panhellenistisch

A

Evenementen of festivals zoals de Olympische Spelen die bedoelt waren om het samenhorigheidsgevoel en de eenheid van de Griekse stadstaten te bevorderen.

89
Q

Mythe

A

Een verhaal wat de werkelijkheid verklaard met traditioneel doorvertelde verhalen over goden en mensen.

90
Q
A