Begrippen Lijst Hoofdstuk 1 Klas3 Flashcards

1
Q

Molecuul

A

Kleinste deeltje van een stof met alle eigenschappen van de stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Van Der Waals krachten

A

Krachten tussen de moleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Absolute nulpunt

A

Luchtdruk + overdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atomen

A

Deeltje dat een bouwsteen van de molecuul is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dichtheid

A

Massa van 1cm³ van een stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vaste stof

A

In een vaste stof trillen moleculen op een vaste plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vloeistof

A

In een vloeistof bewegen de moleculen kriskras door elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gas

A

In een gas bewegen de moleculen zo sn en zo ver uitelkaar dat de vanderwaalskrachten bijna geen effect op de moleculen hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verdampingssnelheid

A

De snelheid waarmee een stof verdampt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Smelten

A

Fase overgang van vast naar vloeibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Lijmen

A

Verbinden van 2 voorwerpen door middel van lijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Druk

A

Kracht per cm²

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Luchtdruk

A

Druk die veroorzaakt wordt door de lucht in de dampkring; ong 1000 hPa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Manometer

A

Drukmeter; meet de overdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Overdruk

A

Druk groter dan de luchtdruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Absolute druk

A

Luchtdruk + overdruk

17
Q

Barometer

A

Luchtdruk meter

18
Q

Grootheden

A

Iets wat je meet bijv snelheid, temperatuur, lengte, tijd en massa

19
Q

Eenheden

A

Maat waarin je iets meet bijv lengte in meter, temperatuur in graden Celsius

20
Q

Zinken

A

De dichtheid van het voorwerp is groter als de dichtheid van water

21
Q

Zweven

A

De dichtheid is even groot als dat van water

22
Q

Drijven

A

De dichtheid van het voorwerp is kleiner als dat van water

23
Q

Onderdompelmethode

A

Volumebepaling waarbij je het voorwerp in een maatglas met water doet en nagaat hoeveel ml het water stijgt

24
Q

Eigenschappen

A

Kenmerk van het materiaal

25
Q

Stofeigenschappen

A

Eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen bijv geur

26
Q

Legering

A

Mengsel van twee of meer verschillende metalen die samengesmolten zijn

27
Q

Roestvaststaal

A

Mengsel van ijzer, chroom, nikkel en maxima 1,2% koolstof die samengesmolten zijn met de eigenschap dat het goed bestand is tegen oxidatie

28
Q

Oxideren

A

Reactie van een stof met zuurstof bijv een metaal

29
Q

Smeltpunt

A

Temperatuur waarbij een stof smelt

30
Q

Composiet

A

Kunststof die door vezels wordt versterkt

31
Q

Gifwijzer

A

Gidsje dat info geeft over giftige stoffen

32
Q

Veiligheidskaarten

A

Kaart waarop staat wat gevaarlijk is aan een stof en wat je moet doen bij een ongeluk

33
Q

Pictogrammen

A

Eenvoudige tekeningen die aangeven wat de gevaren in de omgang met die stoffen zijn

34
Q

MAC-waarden

A

Maximaal aanvaardbare concentratie van een stof in de lucht