Begrippen Leren Toetsweek 2 Flashcards

1
Q

Monarchie

A

Een staat die door een koning wordt bestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Absolutisme

A

Een vorm van bestuur waarbij de koning alle macht heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verlichting

A

Manier van denken waarin geloof en traditie plaatmaken voor logisch en verstandelijk redeneren. Verlichte burgers waren kritisch over kerk, bestuur en samenleving en wilden deze verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Scheiding van de machten

A

Een verdeling van de bestuurlijke macht in drie delen;

  1. Wetgevende macht
  2. Uitvoerende macht
  3. Rechtsprekende macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Censuur

A

Het verbod door de regering op het openbaar maken van bijvoorbeeld teksten, toneel en muziekstukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Publiek debat

A

Discussie over problemen in de samenleving waaraan een groot deel van de bevolking meedoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Standensamenleving

A

Samenleving die is verdeeld in drie groepen.

  1. Geestelijkheid (eerste stand)
  2. Adel (tweede stand)
  3. Burgers en boeren (derde stand)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Privilege

A

Voorrecht dat door de koning was verleend aan een geestelijke of edelman,.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ancien régime

A

Een bestuur waarin de koning absolute macht heeft en sommige groepen (standen) speciale voorrechten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Verlichting

A

Manier van ddenken waarin geloof en trarditie plaatsmaken voor logisch en verstandelijk redeneren. Verlichte burgers waren kritisch over kerk, bestuur en samenleving en wilde deze verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tolerantie

A

Verdraagzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Scheiding van de machten

A

Door Montesquieu bedachte verdeling van de bestuurlijke macht in drie delen:

  1. De macht om wetten te maken (volksvertegenwoordiging)
  2. De macht om wetten uit te voeren (regering)
  3. De macht om wetovertreders te bestraffen (rechters)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Censuur

A

Het verbod door de regering op het openbaar maken van bijvoorbeeld, teksten, toneel en muziekstukken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Publiek debat

A

Discussie over problemen in de samenleving waaraan een groot deel van de bevolking meedoet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volksvertegenwoordiging

A

Een officiële bijeenkomst van vertegenwoordigers van het volk, waar politieke besluiten worden genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Franse revolutie

A

Grote, plotselingen veranering van de samenleving en het bestuur in Frankrijk tussen 1789 en 1799

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Grondrechten

A

Een basisrecht van elke burger, bijvoorbeel vrijheid van meningsuiting.

18
Q

Grondwet

A

Document waarin is vastgesteld wat de rechten en plichten van burgers zijn en hoe het bestuur is geregeld.

19
Q

Gematigde

A

Groep mensen die niet al te veel verandering tegelijk wil doorvoeren of die de samenleving geleidelijk wil veranderen.

20
Q

Radicalen

A

Groep mensen die snelle en grote veranderingen wil

21
Q

Terreur

A

De periode in de Franse revolutie (1793-1794) waarin een kleine groep radicalen alle macht had en deze behield door tegenstanders met geweld angst aan te jagen.

22
Q

Patriotten

A

Nederlanders die zich in de tweede helft van de 18 eeuw verzetten tegen het bestuur van stadhouder en regenten. Een patriot wilden dat het volk meer invloed op het bestuur kreeg en dat alle burgers dezelfde rechten zouden krijgen.

23
Q

Oranjegezinden

A

Groep Nederlanders di tijdens de Republiek aan de kant stonden van de stadhouders uit het huis van Oranje. Ook wel prinsgezinden genoemd.

24
Q

Bataafse Republiek

A

De Nederlandse Republiek die is gesticht door patriotten en heeft bestaan van 1795 tot 1806

25
Q

Eenheidstaat

A

Een land waarin overal dezelfde wetten en regels gelden een waarin het centrale bestuur het belangrijkste bestuur is.

26
Q

Bataafse revolutie

A

Grote verandering in de samenleving en het bestuur in Nederland vanaf 1795 tot 1798

27
Q

Staatsgreep

A

Plotselinge verovering van de politieke macht in een land door een persoon of een kleine groep mensen

28
Q

Dictatuur

A

Een bestuur waarin een persoon of een kleine groep mensen aan de macht is

29
Q

Burgelijke stand

A

Een lijst waarin het bestuur vastlegt wanneer alle burgers geboren zijn, zijn getrouwd en zijn overleden.

30
Q

Koninkrijk der Nederlanden

A

Nederland sinds 1815

31
Q

Ca. 1650

A

Begin van de verlichting

32
Q

1789

A

De franse revolutie breekt uit

33
Q

1795

A

Begin van de bataafse republiek

34
Q

1799

A

In frankrijk komt napoleon aan de macht

35
Q

1815

A

Napoleon wordt bij waterloo definitief verslagen

36
Q

Continuïteit

A

Zaekn blijven hetzelfde

37
Q

Verandering

A

Zaken veranderen

38
Q

Politiek

A

Bestuur

39
Q

Economie

A

Hoe mensen in hun onderhoud voorzien en verdeling van opbengsten.

40
Q

Sociaal

A

Wat mensen doen en relaties tussen mensen

41
Q

Cultuur

A

Kunst, ideeën, normen en waarden en geloof