Begrippen Hst. 1,2 En 3.1 En 3.2 Flashcards
Referentiekader
Het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt.
Persoonlijke identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt.
Sociale identiteit
Het deel van iemands identiteit dat past bij de groepen waar iemand wel of niet toe behoord.
Collectieve identiteit
Het beeld dat mensen als kenmerkend en blijvend beschouwen voor een groep.
Wetmatigheid
Een wet waarbij je geen uitzonderingen verwacht.
Kans
De waarschijnlijkheid dat een bepaalde gebeurtenis zal optreden.
Variabele
Een kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.
Internalisatie
Het jezelf eigen maken van een cultuur.
Socialisatoren
Actoren die een cultuur overdragen.
Primaire socialisatie
Socialisatie tussen mensen die direct met elkaar verbonden zijn.
Secundaire socialisatie
Socialisatie die plaatsvind in de formele sfeer
Tertiaire socialisatie
Socialisatie via anonieme socialisatoren, waarmee je niet direct een band hebt.
Enculturatie
Het aanleren en verwerven van een cultuur waarin je geboren bent.
Conceptueel model
Een schema met hokjes en pijltjes waarin de invloed van variabelen op elkaar wordt weergeven.
Hypothese
Een toetsbaar idee over de werkelijkheid.