Begrippen Hoofstuk 1 Flashcards
Behoefte
Iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben. Je hebt basisbehoeften en overig behoeften
Goederen
Tastbare producten, voor werpen die je kunt aanraken
Diensten
Niet tastbare producten iemand voorziet in jouw behoeften door iets voor jou de doen
Consumeren
Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien
Zelfvoorziening
Zelf iets maken waarmee je in je eigen behoeften te voorzien
Budget
Het geld waarover je kunt beschikken
Sociale beïnvloeding
De invloed van andere mensen op wat je koopt
Commerciële beïnvloeding
De invloed van winkeliers en fabrikanten op wat je koopt
Reclame
Winkeliers en fabrikanten trekken je aandacht voor een bepaald product
Consumentenorganisaties
Organisaties die de consument steunen bijvoorbeeld de Consumentenbond
Vergelijkend warenonderzoek
Test waarin producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken
Deugdelijk product
Een product dat je normaal gebruik een redelijke tijd meegaat
Garantie
De zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is
Soorten inkomstens
Mensen kunnen een inkomen hebben in de vorm van:
* loon (salaris)
*winst
*een uitkering
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en verwachte uitgaven voor de komende periode
Vaste lasten
Uitgave die je met een vaste regelmaat moet betalen, zoals huur, abonnement, contributie
Huishoudelijke uitgave
Dagelijkse uitgave, de gewone uitgave voor je huishouden zoals boodschappen, uitgave voor persoonlijke verzorging, uitgaan en cadeautjes.
Incidentele uitgave
Meestal grote uitgave die je af en toe doet, zoals uitgave voor kleding, apparaten of vakantie.
Reserveren
Een bedrag opzij zetten waarvan je later bepaalde grote uitgave kunnen betalen.