Begrippen hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

heelal

A

Alles wat er in de ruimte is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ster

A

Gloeiend hete gasbol die door kernreacties enorme hoeveelheden energie produceert en uitstraalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

planeten

A

Koude bol die rond een ster draait en daardoor verwarmd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

basalt

A

Vulkanisch gesteente (stollingsgesteente) waaruit de oceaanbodem is opgebouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

graniet

A

Stollingsgesteente dat op de continenten voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

organische sedimentgesteenten

A

Sedimentgesteente dat bestaat uit overblijfselen van planten en dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ozonlaag

A

Dit gas bevindt zich op grote hoogte in de dampkring en beschermt de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

trilobiet

A

Fossiel overblijfsel van uitgestorven schelpdier dat op de zeebodem leefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ammonieten

A

Fossiel overblijfsel van uitgestorven inktvis met een opvallende schelp die in het water ‘zweefde’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

fossiel

A

Een (versteend) overblijfsel of afdruk van een dier of plant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

evolutie van het leven

A

De ontwikkeling naar steeds complexere vormen van leven tijdens de geologische geschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

relatieve ouderdom

A

De volgorde waarin bepaalde gesteenten of fossielen zijn ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

absolute ouderdom

A

De ouderdom gemeten in jaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

meteorieten

A

Groot blok steen dat tussen de planeten beweegt en soms ermee in botsing komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

krater

A

Een cirkelvormige laagte in het terrein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

delfstoffen

A

Stoffen die uit de aardkorst worden gehaald omdat ze nuttig zijn voor de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Carboon

A

Tijdvak in de geologische geschiedenis van de aarde dat duurde van 350 tot 290 miljoen jaar geleden.

18
Q

veen

A

Een dikke laag niet-verteerde plantenresten.

19
Q

dalingsgebied

A

Een gebied dat miljoenen jaren lang wegzakt en wordt opgevuld met sedimenten.

20
Q

inkolingsproces

A

Proces waarbij veen onder hoge druk en temperatuur eerst in bruinkool e daarna in steenkool verandert.

21
Q

steenkool

A

Gesteente dat ontstaat als veen onder hoge druk wordt samengeperst.

22
Q

diament

A

Een vorm van koolstof, met een structuur die een hard materiaal oplevert.

23
Q

grafiet

A

Een vorm van koolstof, met een structuur die een zacht materiaal oplevert.

24
Q

aardgas

A

Gas dat ontstaat tijdens het inkolingsproces of tijdens de vorming van aardolie.

25
Q

steenzout

A

Lagen zout die in de aardkorst voorkomen.

26
Q

reservoirgesteente

A

Het poreuze gesteente waarin een delfstof ligt opgeslagen.

27
Q

moedergesteente

A

Het gesteente waarin aardgas en aardolie ontstaan.

28
Q

dagbouw

A

Winning van steenkool en bruinkool in de openlucht.

29
Q

schatbouw

A

Winning van steenkool door de aanleg van verticale schachten en horizontale gangen.

30
Q

aardolie

A

Olie die ontstaat wanneer micro-organismen die op de zeebodem hebben geleefd worden samengeperst.

31
Q

olievenster

A

Temperatuur waaronder aardolie gevormd wordt uit micro-organismen

32
Q

geassocieerd gas

A

Aardgas dat tegelijkertijd met aardolie ontstaat,

33
Q

continentaal plat

A

Deel van de zeebode, dat grenst aan een continent en dat niet dieper is dan 200 meter.

34
Q

gaskap

A

Situatie waarbij zich aardgas boven aardolie bevindt, waardoor winning van de olie makkelijker is,

35
Q

waterstuwing

A

Opwaartse druk van het water dat zich onder de aardolie bevindt, waardoor de winning van de aardolie makkelijker wordt.

36
Q

fossiele brandstoffen

A

De brandstoffen steenkool, bruinkool, aardolie en aardgas, die ontstaan zijn uit miljoenen jaren oude resten van planten en dieren.

37
Q

peak oil

A

Term uit de olie-industrie die aangeeft dat de maximale opbrengst uit een olieveld bereikt is.

38
Q

conventionele olie en gas

A

Olie en gas dat na de vorming in het moedergesteente is verplaatst naar reservoirgesteente

39
Q

onconventionele olie en gas

A

Olie en gas dat zit opgeslagen in het moedergesteente

40
Q

schalie

A

Sedimentgesteente dat uit klei us ontstaan