Begrippen Hoofdstuk 1 Flashcards
Agglomeratievoordeel
Het voordeel dat bedrijven hebben door bij elkaar in de buurt te zitten
Arbeidsintensief
De loonkosten zijn de belangrijkste kostenpost voor het maken van een product het tegenovergestelde noem je arbeidsextensief
Brainport
Gebied dat hoort tot de kenniseconomie met een hoge dichtheid aan hightechbedrijven, universiteiten en onderzoeksinstituten
BRICS
Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika, afkorting voor landen die na 2000 een snelle economische ontwikkeling doormaken
De-industrialisatie
Ontwikkeling waarbij de (oude) industriële activiteiten voor een belangrijk deel verdwijnen in een regio
Dekolonisatie (1945-1975)
Periode vooral tussen 1945 en 1970 waarin vroegere koloniën onafhankelijk worden
Exploitatiekolonie
Kolonie die door het moederland gebruikt wordt als wingewest. Ontwikkeling van de kolonie komt op de tweede plaats
Gini-coëfficiënt
Een maat om sociale ongelijkheid te meten. De coëfficiënt loopt van 0 (volledige gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid)
Global shift
De verschuiving op aarde van het economisch kerngebied. Vaak verstaat men hieronder de verschuiving van de randen van Noordelijke Atlantische Oceaan naar de Stille Oceaan
Globalisering
Proces waarbij gebieden op aarde op tal van terreinen (economisch, cultureel, sociaal en politiek) steeds meer met elkaar verbonden raken
Globaliseringsindex
De rangorde van landen naar mate van openheid, gerichtheid op het buitenland
Handelskolonialisme (1500-1800)
Vestiging van Europese handelsmaatschappijen in de nieuw ontdekte gebieden van Afrika, Amerika en Azië met het doel om handel te drijven
Handelsoorlog
Een situatie waarbij landen over en weer door het heffen van importtarieven de binnenlandse markt afschermen tegen buitenlandse concurrentie
Herstructurering
Een blijvende omvorming van de economie bijvoorbeeld van agrarisch naar industrieel of van industrieel naar een diensteneconomie
Industrieel kolonialisme (1800-1945)
Fase waarin Europese moederlanden koloniën stichten die ze zelf besturen, met als doel de aanvoer van grondstoffen veilig te stellen en een afzetmarkt voor hun industriële industriële eindproducten te vormen
Just-in-time
Principe dat goederen precies op tijd worden aangeleverd. Voorraadvorming en dure opslag van goederen worden hierdoor beperkt
Kapitaalintensief
Bij de productie wordt veel kapitaal gebruikt (dure machines, gebouwen) in vergelijking met de kosten voor arbeid en grondstoffen. Een chemisch bedrijf is kapitaalintensief
Koude oorlog (1945-1989)
Periode waarin twee wereldmachten Verenigde Staten en Sovjets-Unie vijandig tegenover elkaar staan
LandLocked
Landen die opgesloten liggen tussen andere landen en dus geen vrije toegang tot de zee hebben
Multipolaire wereldeconomie
Een economie waarbij op meerdere plaatsen in de wereld belangrijke economische kerngebieden ontstaan. Dit systeem vervangt dus het huidige wereldsysteem bestaande uit centrum, semiperiferie en periferie
Outsoursing
Het verplaatsen van economische bedrijvigheid (vooral in diensten) vanuit rijke laden naar goedkopere gebieden
Politieke systeem
De wijze waarop een land wordt bestuurd
Productieketen
De schakels waaruit het productieproces van goederen bestaat, van grondstof tot eindproduct
Regionaal ontwikkelingsbeleid
Extra ondersteuning vanuit Den Haag of de EU voor achterblijvende gebieden
Vestegingsfactoren
Redenen voor een bedrijf om zich juist daar te vestigen, bijvoorbeeld vanwege een goede bereikbaarheid
Vestigingskolonie
Gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen en de kolonie opbouwen, vaak naar voorbeeld van het moederland
Vrijemarkteconomie
Economisch systeem waarbij de productie in handen is van particuliere ondernemers
Vrijhandel
Handel waarbij de grenzen tussen handelsgebieden zo veel mogelijk worden weggenomen
WTO
Wereldhandelsorganisatie die pleit voor vrijhandel (world trade organization)