Begrippen Flashcards

1
Q

Aride of droge zone

A

Gortdroog in het hete, noord oostelijke afar
In de wintermaanden regen
Het is in de Hoorn van Afrika, westen meer regen
De regen valt in diepe rivieren en valleien —> zorgt voor droogtelandbouw, landbouw word afgedekt tegen verdamping doormiddel van plantenresten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Semiaride of half droge zone

A

Buiten het hoogland
500 tot en met 1500 mm regen
Je hebt twee natte periodes waarmee de landbouw en de extensieve veeteelt mee moet leven.
Vruchtbaarder dan de aride

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subhumide of vrij natte grond

A
Hoger gelegen gordel
Half jaar lang neerslag
In het savanne gebied
Ze verbouwen er vooral mais
Houden geiten, schapen, koeien 
Het vee is geplaagd met een slaapziekte, tseetseevlieg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Humide of zeer natte zone

A

Hoogland, in de zomer = het regentijd
Het water valt in de bergen—>rivieren en meren
Het bos is gekapt= geen tropische bos

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Demografische dimensie

A

Je let op bevolkingskenmerken zoals geboorte, sterfte en migratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Economische dimensie

A

Het scheppen van inkomen

Werkgelegenheid of bijdrage van betalingsbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fysische dimensie

A

Natuurlijke omgeving, gaat over het klimaat, delfstoffen,plantengroei, bodemvruchtbaarheid, reliëf, grondsoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociaal-culturele dimensie

A

Gaat over taal, gs, religie, kunst en gewoontes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Politieke dimensie

A

Politieke invloed van overheden, belangengroepen en de verdeling van macht in een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Productiviteit

A

Opbrengst van een activiteit van een geïnvesteerde eenheid p.p
Bv: arbeidskracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Programmahulp

A

Ontwikkelingssamenwerking gericht op de samenleving in samenwerking met de lokale overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Projecthulp

A

Ontwikkelingshulp voor kleine projecten in samenwerking met bewoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Territoriaal conflict

A

Onenigheid tussen 2 gebieden of Staten over bezit of/en bestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Transporteerbaarheid

A

Het infrastructuur moet goed zijn zodat de transport ook goed gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tussenliggende mogelijkheid

A

De weg naar de eindbestemming en niet het herkomstgebied moet makkelijk zijn te berijden en dichtbij elkaar zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Voedselcrisis

A

Voedsel beperkt voor grote bevolkingsgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voedselgewas

A

Gewas voor menselijke consumptie

18
Q

Voedselhulp

A

Hulpverlening in de vorm van voedselschenking

19
Q

Voedselvoorziening

A

Verdeling van voedsel voor een bevolking

20
Q

Voedselzekerheid

A

Dat mensen zekerheid hebben tot voldoende en veilig voedsel om gezond te kunnen leven

21
Q

Good governance

A

Goed bestuur met uitgangspunten zoals openheid, verantwoording, rechtvaardigheid, bevolkingsparticipatie, overeenstemming

22
Q

Groene revolutie

A

Sterke stijging van landbouw door hybride gcaanvarieteiten

23
Q

Grondbezitverhouding

A

Eigendomsverhouding van grond op het platteland

24
Q

Grootfamilie

A

Familierelaties

25
Q

Handelsgewas

A

Gewas met winstoogmerk, dit word verhandeld en tot product verwerkt.

26
Q

Handelspolitiek

A

Overheidsbeleid van de handel

Bv: vrijhandel of protectionisme

27
Q

Kwalitatieve honger

A

Honger waarbij je voedsel hebt met te weinig eiwitten en vetten, te eentonig

28
Q

Kwantitatieve honger

A

Langdurig tekort aan energiebronnen

29
Q

Neerslagregiem

A

Neerslag kenmerken zoals de hoeveelheid, frequentie, intensiteit

30
Q

Non-gouverment organisatie

A

Voert projecten uit, dit is een niet commerciële organisatie

31
Q

Noodhulp

A

Hulp om te overleven

32
Q

Aids

A

Ziekte ontstaand door hiv, zorgt dat het afweersysteem af breekt.

33
Q

Bevolkingsgroei

A

Netto toename van bevolking als gevolg van geboorte, sterfte, vestiging en vertrek

34
Q

Commerciële landbouw

A

Landbouw gericht op winst

35
Q

Complemariteit

A

Twee regio’s vullen elkaar aan tot een voedselbron/hulpbron.
Zo heeft de ene een tekort en de ander een overschot.

36
Q

Droogtelandbouw

A

Met technieken maak je de teelt van landbouw in droge gebieden waar.

37
Q

Droogteresistent gewas

A

Landbouwgewas bestand tegen extra droge weersomstandigheden

38
Q

Dumping

A

Op de markt brengen van goederen onder de kostprijs

39
Q

Exportlandbouw

A

Landbouwactiviteiten gericht op de uitvoer van voortgebrachte producten.

40
Q

FAO

A

Food and agriculturele Organization, deze organisatie strijdt om voedseltekort in de wereld tegen te houden.

41
Q

Geglobaliseerde landbouw

A

Commerciële landbouw gericht op en sterk beïnvloed op de wereldmarkt

42
Q

Genetisch gemanipuleerd voedsel

A

Voedsel dat genetisch veranderd is.