Begrippen 2 Flashcards

1
Q

Absolute ligging

A

De coördinaten van een plaats (N.B/Z.B en W.L/O.L)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Agglomeratievoordeel

A

Het voordeel dat bedrijven hebben doordat ze vlak bij elkaar zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aquifer

A

Waterdragende laag in de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Arbeidsmigrant

A

Iemand die ergens anders gaat werken vanwege gebrek aan werk en geld in zijn eigen gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Basisbehoeften

A

Iets wat iedereen echt nodig heeft om redelijk te kunnen leven: voedsel ,huisvesting,onderwijs en gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bevolkingsconcentratie

A

Opeenhoping van mensen in een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bnp per inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar. Je berekent het door het bnp te delen door het aantal inwoners van een gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bronoase

A

Plek in de woestijn waar grondwater aan de oppervlakte komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bruto nationaal product (bnp)

A

Het geld dat alle inwoners in een land per jaar samen verdienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cultuur

A

Alles wat je hebt aangeleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cultuurgebied

A

Gebied met overeenkomsten in cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Difussie

A

De verspreiding van cultuurelementen van het ene naar het andere cultuurgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Diversificatie

A

Het minder eenzijdig maken van de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Druppelirrigatie

A

Hightechirrigatie waardoor elk plantje via een buisje precies voldoende water krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Duurzaam

A

Ervoor zorgen dat iets altijd blijft bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Fossiel water

A

Grondwater uit een periode met een natter klimaat ; het kan duizenden jaren oud zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geopolitiek

A

Het uitoefenen van macht door een land vanwege zijn voorraad natuurlijke hulpbronnen of ligging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Global city

A

Heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt op gebied van economie, cultuur en politiek. Heet ook wereldstad of metropool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Global shift

A

Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld van het gebied rond de Atlantische Oceaan naar het gebied rond de Grote Oceaan

22
Q

Groeiland

A

Land dat nog niet echt ontwikkeld is, maar dat wel een snelle economische groei doormaakt. Heet ook opkomend land.

23
Q

Grondwater

A

Water dat in de grond is weggezakt

24
Q

Grondwaterpeil

A

Bovenkant van het grondwater

25
Q

Inrichting

A

Het gebruik van de ruimte voor wonen, werken, verkeer en recreatie

26
Q

Leefbaarheid

A

Mate waarin een gebied geschikt is om er te leven.

27
Q

Mainport

A

Knooppunt in transportroutes tussen werelddelen

28
Q

Menselijke factor

A

Een verschijnsel verklaren vanuit de mens.

29
Q

Metropool

A

Heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt op gebied van economie, cultuur en politiek.

30
Q

Middellandse Zeeklimaat

A

Zeeklimaat met hete, droge zomers en vochtige, zachte winters

31
Q

Natuurlijke factor

A

Product uit de natuur dat mensen goed kunnen gebruiken

32
Q

Oase

A

Plek in de woestijn waar water is

33
Q

Ontzilting

A

Van zout (= zilt) water zoet maken

34
Q

Opkomend land

A

Land dat nog niet echt ontwikkeld is, maar dat wel een snelle economische groei doormaakt

35
Q

Regionale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen het ene en het andere gebied

36
Q

Relatieve ligging

A

De ligging van een gebied ten opzichte van andere gebieden en tijd, kosten en moeite die nodig zijn om het te bereiken.

37
Q

Rivieroase

A

Oase die water ontvangt van een rivier die vanuit natter gebied door de woestijn stroomt

38
Q

Sociale ongelijkheid

A

Verschillen in welvaart tussen verschillende groepen mensen in een gebied

39
Q

Steppe

A

Droog gebied waar net genoeg regen valt voor de groei van grassen en lage struikjes

40
Q

Steppeklimaat

A

Droog klimaat waarbij in een jaar 250 tot 500 mm neerslag valt

41
Q

Stroomgebied

A

Het gebied dat afwatert op de hoofdrivier van een stroomstelsel

42
Q

Stuwdam

A

Dam in een rivier met een grote voorraad water erachter (stuwmeer)

43
Q

Stuwmeer

A

Groot waterreservoir achter een stuwdam

44
Q

Verdamping

A

De overgang van water (vloeibaar) in waterdamp (gasvorming)

45
Q

Waterschaarste

A

Een tekort aan water

46
Q

Welvaart

A

Mate waarin iemand genoeg geld heeft om in zijn behoefte te kunnen voorzien. Gaat over het inkomen van mensen

47
Q

Welzijn

A

Mate waarin iemand toegang heeft tot de basisbehoefte. Gaat over gelukkig en gezond kunnen leven

48
Q

Wereldstad

A

Heel grote stad die op mondiale schaal een rol van betekenis speelt op gebied van economie, cultuur en politiek

49
Q

Westers

A

Behorend bij de cultuur van Europa, Noord-Amerika en Australië samen.

50
Q

Woestijn

A

Een erg droog gebied waar bijna niet groeit

51
Q

Woestijnklimaat

A

Droog klimaat waarbij in een jaar minder dan 250 mm neerslag valt.