Begrippen Flashcards

1
Q

Mala in Se

A

‘Slecht gedrag’
wordt door iedereen gezien als slecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Mala prohibita

A

‘Verboden gedrag’
Verschilt per land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Etiologie

A

Verklaring oorzaken criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Penologie

A

Studie formele straffen en informele reacties criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Victimologie

A

Studie slachtoffers criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Criminografie

A

Studie aarde en omvang criminaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor- en nadelen slachtoffer- en daderenquêtes

A

Voor:
- Dark numbers zichtbaar
- gegevens beter/meer bekend
- Beleving criminaliteit bekend

Na:
- Slechte representativiteit
- Delicten blijven buiten beeld (slachtofferloos)
- Niet iedereen weet wanneer hij dader/slachtoffer is
- Veel moeite om uit te voeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voor- en nadelen statistieken

A

Voor:
- Meerdere periode beschikbaar
- makkelijk te verzamelen
- Representatief

Na:
- Selectief
- Dark numbers onbekend
- Geen focus op slachtoffer/dader
- verschillende definities per land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Trends criminaliteit

A

Na 2000 criminaliteit gedaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Selectie

A

Sommige delicten worden niet berecht om verschillende redenen. Keuzes gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

filtering

A

delicten vallen af in de strafrechtsketen. Geen keuzes gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Grey figure

A

Geregistreerde delicten, maar niks mee gedaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Betrouwbaarheid

A

Als vaker dezelfde uitkomst er uit komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Validiteit

A

Als je meet wat je wil meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Triangulatie

A

Databronnen met elkaar combineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Repressief beleid

A

Beleid om criminalieit te onderdrukken door preventie, afschikking, opsporing, vervolging, gevangenis

17
Q

Preventief beleid

A

Structurele maatregelen, voorlichting, vergroten sociale controle, veilige omgeving

18
Q

Strafdoel

A
  • Vergelding
  • Algemene preventie (normbevestiging & algemene afschrikking)
  • Individuele preventie (onschadelijkmaking & individuele afschrikking & resocialisatie)
19
Q

Retributivisme

A

Absolutie theorie. Straf als doel in zichzelf (vergelding)

20
Q

Utilitarisme

A

Relatieve theorie. Straf als middel tot sociaal doel (preventie)

21
Q

Klassieke school

A

‘vrije wil’, economische theorie`

22
Q

Moderne school

A

Bio-, socio- en pyschologische theorieën. Resocialisatie

22
Q

Secundaire victimisatie

A

Victimisatie door omgeving door victim blaming. Soms wekt dit sterkere reacties op

23
Q

Victim blaming

A

Verantwoordelijkheid voor aangedane bij slachtoffer neerleggen

24
Q

Procedurele rechtvaardigheid

A

Manier waarop mensen zich behandeld voelen

25
Q

Stereotypering

A

Onbewuste oordelen over hoe slachtoffers zich zouden moeten gedragen

26
Q

Emotional victim effect

A

Bij heftigere delicten zou een slachtoffer heftiger moeten reageren. Anders wordt het als minder geloofwaardig gezien. Andersom ook.

27
Q

Spreekrecht

A

Het recht dat een slachtoffer heeft om tijdens de rechtszaak te spreken