Begrippen Flashcards
Formeel delict
In de wet omschreven handeling
Materieel delict
Een gevolg van een handeling dat strafbaar is
Commissiedelict
Actieve, strafbare handeling
Omissiedelict
Het nalaten van een gedraging terwijl dit niet had gemoeten is strafbaar
Gekwalificeerd delict
Extra bestanddeel met een strafverzwaring
Gepriviligeerd delict
extra bestanddeel met een strafverlichting
Gronddelict
Het ‘hoofd’ delict. De eenvoudige versie
Lex certa beginsel
eis van toegankelijke en voorzienbare wetten
Lex scripta beginsel
Eis van het geschreven recht
Opzet
Willens en wetens handelen
Culpa
een verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid
Zuiver opzet
Toebrengen van hetgeen je wilt realiseren
Voorwaardelijke opzet
Gedrag heeft een ander gevolg dan eerst gedacht werd. Het had een minder aanmerkelijke kans te gebeuren, maar gebeurde toch
Bewuste culpa
Dader realiseert de risico’s van zijn handeling, maar neemt deze op de koop toe.
Onbewuste culpa
Dader heeft niet nagedacht over de gevolgen van zijn handeling, maar had dit wel moeten doen
Objectiveren
gedrag uit handelingen door de rechtbank vastgesteld
Normaliseren
Wat doen ‘normale’ mensen in zo’n situatie en dit toepassen op de casus
Noodweer
- Ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding
- Tegen lijf, eerbaar of goed
- Geboden noodzakelijke verdediging (proportioneel en subsidiariteit)
Psychische overmacht
een van buitenkomende drang die niet kan worden genegeerd en daarom een strafbaar feit pleegt
Noodweerexcess
Zelfde als noodweer + er moet sprake zijn van een hevige gemoedstoestand
Overmacht noodtoestand
Een keuze tussen aan de wet houden en maatschappelijke plicht. Als laatste zwaarder is, mag de wet worden overtreden
Ontoerekeningsvatbaar
Door stoornis een delict plegen. Neemt opzet niet weg. Gaat om de verwijtbaarheid.
Preliminaire verweren
Slaan op de 3 voorvragen van art. 348 Sv
Gecombineerd straffen (1 zaak, meerdere delicten)
De rechter mag de strafmaxima met een derde verhogen.
(Dus 3 jaar –> 4 jaar)
Beginselen van behoorlijke procesorde
- Zuiver oogmerk (bevoegdheid mag niet misbruikt worden)
- Vertrouwensbeginsel (een bevoegd persoon moet zich aan zijn woord houden, daar mag je vanuit gaan)
- Gelijkheidsbeginsel (gelijke zaken gelijk behandeld)
- Redelijke en billijke belangenafweging (subsidiariteit en proportionaliteit) (weloverwogen beslissingen moeten worden gemaakt)
Verdachte (art. 27 Sv)
- Individualiseerbaarheid (bepaalde zekerheid dat de verdachte de dader is)
- Concretiseerbaarheid (er moet een bepaald strafbaar feit zijn)
- Objectiveerbaarheid (vermoeden moet gebaseerd zijn op feiten en omstandigheden, geen ‘voorgevoel’)