Begrippen Flashcards

1
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wil kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Arbeidsintensief

A

Bedrijf dat veel arbeid nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Assemblage bedrijf

A

Bedrijf waarin producten in elkaar worden gezet / maquiladoras

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Beroepsbevolking

A

Mensen die betaald werk doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante km

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevolkingsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bnp per inwoner

A

Het gemiddelde inkomen per inwoner per jaar

Bereken door bnp te delen door aantal inwoners

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Centrum

A

Begrip uit het centrum - periferie model : hoogontwikkeld, rijk land of gebied met veel economische en politieke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dubbel stad

A

stad die uit twee aan elkaar gegroeide steden bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ecologische draagkracht

A

Het vermogen van de natuur om gevolgen van menselijk handelen op te vangen zonder dat het natuurlijke evenwicht wordt verstoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

economisch macht blok

A

Gebied dat economisch sterk is doordat er veel goederen worden geproduceerd en een grote koopkrachtige markt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Globalisering

A

Het doorgaande proces van het doorgeven van mensengoederen geld en informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Grensregio

A

Overgangsgebied tussen twee landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Identiteit

A

Kenmerken van een persoon of een groep mensen die ze onderscheidt van andere personen of groepen mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Internationale arbeidsverdeling

A

Het verschijnsel dat landen zich toeleggen op de productie van bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kapitaal intensief

A

Bedrijf dat dure productiemiddelen zoals installaties machines en gebouwen nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Koopkracht

A

Het aantal goederen of diensten dat iemand van zijn geld kan kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Liberalisering

A

Minder bemoeienis van de overheid met het bedrijfsleven met als gevolgen een betere marktwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Loonkosten

A

De totale kosten van het loon die betaald moeten worden om goederen of diensten te produceren

20
Q

Migratie

A

Verhuizen van het ene naar het andere woongebied

21
Q

multiculturele samenleving

A

Samenleving van mensen uit verschillende culturen

22
Q

Ontwikkelingskenmerk

A

Kenmerk waarmee je de armoede of rijkdom in een gebied kunt meten

23
Q

Ontwikkelingspeil

A

Het niveau van de armoede of rijkdom in een land of gebied

24
Q

Periferie

A

Minder ontwikkeld gebied of land dat wordt gekenmerkt door afhankelijkheid nadelige handelsrelaties gebrekkige technologie en een lage productie

25
Q

Ruimtelijk verschil

A

Verschil in inrichting van een gebied

26
Q

Selectieve migratie

A

Migratie op basis van bijvoorbeeld leeftijd inkomen en geslacht

27
Q

Semiperiferie

A

Gebied dat de tussenpositie inneemt tussen het centrum en de periferie het zijn vaak op komen landen door de groei van de industrie

28
Q

Tariefmuur

A

Invoerrechten geld dat je moet betalen om een product in te voeren

29
Q

Vrijhandel

A

Handelt tussen landen die volledig plaatsvindt volgens de wetten en van vraag en aanbod

30
Q

Arbeidsmarkt

A

De plaats waar vraag en aanbod van arbeid bij elkaar komen

31
Q

Arbeidsmigratie

A

Verhuizen van de ene woonplaats naar de andere vanwege een gebrek aan werk en geld in het eigen gebied. Heet ook economische migratie

32
Q

Cirkelmigratie

A

Iemand migreert niet definitief maar keert zo nu en dan terug naar huis bijvoorbeeld na het oogseizoen

33
Q

Ethische spanning

A

Spanning tussen bevolkingsgroepen binnen een wijk regio of land

34
Q

Geld zending

A

Geld dat migranten overmaken naar hun land van herkomst

35
Q

Illegale migratie

A

Migratie waarbij de migranten de immigratie wetten van het bestemmingsland overtreedt

36
Q

Informele sector

A

Onschuld slecht betaald werk in diensten sector dat niet officieel wordt geregistreerd

37
Q

Inkomen

A

Het geld dat iemand of een huishouden gemiddeld per jaar verdient

38
Q

Kettingmigratie

A

Vorm van volgmigratie die op gang wordt gebracht doordat eerdere migranten informatie sturen naar de achterblijvers

39
Q

Leeftijdsopbouw

A

De samenstelling van bevolking in verschillende leeftijdsgroepen vaak weergegeven in een bevolkingsdiagram

40
Q

Politieke migratie

A

Verhuizen omdat iemand niet meer veilig is in zijn eigen land

41
Q

Pullfactor

A

Reden die een gebied aantrekkelijk maakt voor migranten

42
Q

Pushfactor

A

Reden om te verhuizen uit een gebied

43
Q

Sociaal verschil

A

Groot verschil in welvaart en ontwikkelingskansen tussen mensen

44
Q

Sociale migratie

A

Verhuizen om bij familie of vrienden te gaan wonen

45
Q

Subsidie

A

Financiële steun van de overheid aan een persoon of instelling voor het uitvoeren of starten van een activiteiten die economisch gezien niet rendabel is maar waarvan de overheid vindt dat die nuttig en nodig is

46
Q

Verdringing op de arbeidsmarkt

A

Nieuwe migranten nemen een deel van de banen over van de mensen die al langer in een gebied wonen