Begrippen Flashcards

1
Q

Distale factoren

A

kenmerken van de ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proximale factoren

A

interactie ouder kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Contextuele factoren

A

overige relaties binnen gezin, bv. ouderrelatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Globale factoren

A

algemene en structurele kenmerk van het gezin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Monocaulasiteit

A

1 probleem met 1 oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Multicausaliteit

A

1 probleem met meerdere oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Equifinaliteit

A

1 probleem met meerdere oorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Multifinaliteit

A

1 oorzaak voor meerdere problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Micro systeem

A

Kind, ouder, gezin (gezin/school)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Meso systeem

A

Sociale factoren (relaties tussen microsystemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

exo systeem

A

Socio-economische, culturele en maatschappelijke factoren. (economie en politiek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ernst wordt bepaald door deze kwantitatieve factoren (4)

A
  • frequentie
  • duur
  • intensiteit
  • omvang (setting)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ernst wordt bepaald door deze kwalitatieve factoren (6)

A
  • lijdensdruk
  • lichamelijk functioneren
  • psychisch functioneren
  • sociaal functioneren
  • Klinisch syndroom
  • Adaptatie aan de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opbouw van intake (8)

A
  • aard, frequentie, duur en ernst van het probleem
  • tijdstip (begonnen)
  • situatie
  • aanleiding hulp zoeken
  • factoren van belang
  • eerder pogingen verbeteren
  • eigen theorieën oorzaken
  • verwachtte veranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Ontwikkelingstaken 4 tot 12

A
  • rekening houden met anderen
  • onafhankelijkheid
  • onderwijs
  • vriendschappen
  • verantwoordelijkheid
  • gebruik basale infrastructuren
  • veiligheid en gezondheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontwikkelingstaken 12 tot 21

A
  • Positie t.o.v. ouders
  • onderwijs of werk
  • vrijde tijd
  • creeeren en onderhouden woonsituatie
  • autoriteit en instanties
  • gezondheid en uiterlijk
  • sociale contacten en vriendschappen
  • intimiteit en seksualiteit
17
Q

Vanaf welke leeftijd interne observatieopdrachten?

A

ca. 8 jaar

18
Q

Begripsvaliditeit

A

meet het wat het beoogt te meten

19
Q

Criteriumvaliditeit

A

is het een goede voorspeller voor de werkelijkheid

20
Q

Waarom wil je meerder informanten? (7)

A
  • situatiespecifiek
  • buiten het zicht
  • niet observeerbaar
  • over- en onderrapporteren
  • referentiekaders
  • leeftijd en reflectievermogen
  • psychopathologie informant
21
Q

ITO

A

Individueel testonderzoek

22
Q

Zaken die je kunt observeren (11)

A

Fysieke verschijning
Contactname
Socialisatie
Emotionele reacties
taakgerichtheid
Situatiebegrip
gok- en vermijdingsgedrag/faalangst
zintuigelijk functioneren
grove en fijne motoriek
spraak en taal
neuropsychologische problemen

23
Q

Opvoedstijlen (3)

A

Autoritatief
Autoritair
Permissief

24
Q

LRQ scores

A

<0,75 grote achterstand
1,0 - 0,75 geringe achterstand

25
WISC-V factoranalyse
Verbaal begrip Verwerkingssnelheid Perceptuele organisatie
26
Criteria verstandelijke beperking
Significante beperking in: Intelligentie: TIQ < of = 70-75 Adaptief gedrag Voor het 18e levensjaar ontstaan.
27
Adaptieve vaardigheden
Conceptueel Sociaal Praktisch
28
Assimilatie
de werkelijkheid interpreteren op een manier dat in de bestaande schema's past
29
Accomodatie
de schema's transformeren om aan te sluiten bij de ervaring van de werkelijkheid