Begrippen Flashcards
Ethiek
Filosofische bestudering van het moraal
Moraal
Geheel van waarden en normen binnen een bepaalde cultuur
Deugdethiek
stroming in de ethiek met Aristoteles als grondlegger, uitgangpunt is de realisering van ‘het goede leven’ waarbij de deugden centraal staan (hoofdvraag is: ‘hoe moet ik leven’ ipv handelingsgerichte ethiek ‘wat moet ik doen’?
Utilitarisme
ethische theorie met als uitgangspunt dat een handeling moreel goed is als deze leidt tot zoveel mogelijk geluk
gevolgenethiek
beoordeelt handelingen op de gevolgen ervan (ook wel de
consequentialisme genoemd)
Plichtenethiek
Gaat ervan uit dat dat een handeling moreel goed is als deze voorkomt uit plicht.
Waarde
Geeft aan wat mensen belangrijk vinden
Norm
Is een gedragsregels die voor bestaat uit een waarde
Instrumentele waarde
Middel om een hogere waarde te bereiken
Intrinsieke waarde
Hoogste waarde, iets wat opzichzelf waardevol is en niet om iets anders nagestreefd hoeft te worden
Descriptief
Beschrijvend, hoe het is
Prescriptief
Voorschrijven, normstellend
Is/ought/fallacy of natuurlijke drogreden
Drogredenen van zijn/behoren, ook wel de naturalistische drogreden genoemd: uit hoe het is afleiden hoe het zou moeten zijn
Hedonisme
Stroming met Epicurus als grondlegger, uitgangspunt is dat hetgeen dat plezier oplevert goed is en wat pijnveroorzaakt slecht is
Hedonistische calculus
Uitgangspunt van het uitilitarisme van bentham, een handeling is goed als deze voor zoveel mogelijk geluk oplevert voor zoveel mogelijk mensen