Begrippen Flashcards

1
Q

Aardkorst

A

Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder
continenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beneden loop

A

Het laatste stuk van een rivier dit bij de zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bovenloop

A

Het eerste stuk van een rivier dichtbij de bron 

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Breuk

A

Barst of scheur in de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

chemische verwering

A

Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eindmorene

A

Verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is
blijven liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

endogene kracht

A

Kracht die van binnenuit de aardkorst verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

erosie

A

Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

exogene kracht

A

Kracht die van buitenaf de aardkorst verandert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

firn

A

Korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

firnbekken

A

Een verzamelbekken van overjarige sneeuw hoog in de bergen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

glaciaal

A

Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gletsjer

A

Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gletsjerpoort

A

De plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gletsjerrivier

A

Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gletsjertunnel

A

Tunnel die onder in een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt.

17
Q

grondmorene

A

Sediment dat onder het ijs ligt en dat achter blijft als de gletsjer smelt.

18
Q

heuvelland

A

Gebied met toppen die 200 tot 500 m hoog zijn.

19
Q

hooggebergte

A

Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.

20
Q

ijstijd

A

Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd.

21
Q

interglaciaal

A

Warmere periode tussen twee ijstijden in.

22
Q

jong gebergte

A

Gebergte dat ‘pas’ enkele tientallen miljoenen jaar oud is.

23
Q

mechanische verwering

A

Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet
verandert.

24
Q

middelgebergte

A

Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m hoog zijn.

25
Q

oud gebergte

A

Gebergte dat enkele honderden miljoenen jaren oud is.

26
Q

plaat

A

Stuk van de aardkorst

27
Q

plooiingsgebergte

A

Gebergte dat is ontstaan door buiging van stukken van de aardkorst

28
Q

reliëf

A

Hoogteverschillen in het landschap.

29
Q

rivier

A

Natuurlijke waterloop die water afvoert uit een gebied.

30
Q

sediment

A

Meegevoerde zand- en kleideeltjes die bezinken. Heet ook wel afzettingsmateriaal.

31
Q

sedimentatie

A

Afzetting van materiaal dat is meegenomen door ijs, water of wind

32
Q

sedimentgesteente

A

Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat is aangevoerd door ijs, water of wind.

33
Q

U-dal

A

Dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een gletsjer.

34
Q

V-dal

A

Dal dat de vorm van een V heeft en is ontstaan door de uitschurende werking van een rivier.

35
Q

verwering

A

Het uiteenvallen van gesteente onder invloed van weer en plantengroei

36
Q

verweringsmateriaal

A

Puin dat ontstaat bij verwering.

37
Q

zijmorene

A

Gletsjerpuin aan de zijkant van een gletsjer.