Begrippen Flashcards
Aardkorst
Dunne laag gesteente om de aarde, met een dikte van gemiddeld 8 km onder oceanen en 35 km onder
continenten.
Beneden loop
Het laatste stuk van een rivier dit bij de zee
Bovenloop
Het eerste stuk van een rivier dichtbij de bron 
Breuk
Barst of scheur in de aardkorst
chemische verwering
Verwering waarbij de samenstelling van het gesteente verandert.
eindmorene
Verpulverd materiaal dat een gletsjer voor zich uit heeft geschoven en dat na het afsmelten van de gletsjer is
blijven liggen
endogene kracht
Kracht die van binnenuit de aardkorst verandert.
erosie
Het uitschuren en afschuren van hard gesteente door met verweringsmateriaal geladen water, ijs of wind.
exogene kracht
Kracht die van buitenaf de aardkorst verandert.
firn
Korrelige, overjarige en ijsachtige sneeuw.
firnbekken
Een verzamelbekken van overjarige sneeuw hoog in de bergen.
glaciaal
Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd.
gletsjer
Enorme ijsmassa die langzaam naar beneden schuift.
gletsjerpoort
De plek waar het smeltwater van een gletsjer uit de gletsjer stroomt.
gletsjerrivier
Rivier die smeltwater van een gletsjer afvoert.
gletsjertunnel
Tunnel die onder in een gletsjer ontstaat als zich daar veel smeltwater verzamelt.
grondmorene
Sediment dat onder het ijs ligt en dat achter blijft als de gletsjer smelt.
heuvelland
Gebied met toppen die 200 tot 500 m hoog zijn.
hooggebergte
Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.
ijstijd
Koude periode waarin de gemiddelde temperatuur op aarde een paar graden daalt en waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen. Heet ook ijstijd.
interglaciaal
Warmere periode tussen twee ijstijden in.
jong gebergte
Gebergte dat ‘pas’ enkele tientallen miljoenen jaar oud is.
mechanische verwering
Het uiteenvallen van het gesteente waarbij de samenstelling van het gesteente niet
verandert.
middelgebergte
Gebied waar de meeste bergtoppen tussen de 500 en 1.500 m hoog zijn.