Begrippen Flashcards

1
Q

Arctisch

A

Gelegen in noordpoolgebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De bereikbaarheid

A

Mogelijkheid om een plaats te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het datacenter

A

Plaats waar veel digitale data verzameld en bewaard worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het datatransport

A

Draadloze of bekabelde verplaatsing van digitale data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De EU

A

Is de afkorting van Europese Unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De Europese unie

A

Dit is een samenwerkingsverband tussen Europese landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De financiële stroom

A

Dit is de verplaatsing van geld tussen mensen of landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De globalisering

A

Globalisering is het ontstaan van steeds nauwere relaties tussen mensen en landen wereldwijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De globaliseringindex

A

Dit is een getal dat aangeeft hoe sterk een land geglobaliseerd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De goederenstroom

A

Dit is de verplaatsing van goederen tussen plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De grondstof

A

Dit zijn goederen die gebruikt worden om er een product van te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De G20

A

Verzameling van de 19 economisch grootste landen en de Europese unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De indicator

A

Een indicator is een kenmerk dat aangeeft in welke mate iets aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De mondialisering

A

Zie globalisering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De NAVO

A

De NAVO of Noord-Atlantische verdragsorganisatie is een militair samenwerkingsverband tussen landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De onderzeese datakabel

A

Dit is een kabel op zee- of oceaanbodems waarlangs digitale data getransporteerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De noordoostelijke doorvaart

A

Dit is de scheepvaartroute die ten noorden van Rusland Europa met Oost-Azië verbindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

De scheepvaartroute

A

Dit is de vaarweg langs een min of meer vast traject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

De toeristenstroom

A

Verplaatsing van toeristen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De transportkost

A

Dit is de prijs die het kost om goederen te verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het transportmiddel

A

Dit is het voertuig of middel dat gebruikt wordt om mensen of goederen te verplaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De verenigde Naties

A

Internationale organisatie van landen met als doel wereldwijd samen te werken aan mensenrechten, veiligheid, wetenschappelijk onderzoek

23
Q

De VN

A

VN afkorting voor Verenigde Naties

24
Q

Het world wide web

A

Dit is een wereldwijd door het internet verbonden netwerk van informatie

25
Q

Het www

A

Www is de afkorting van world wide web

26
Q

De 4-2-1-familie structuur

A

In deze familie structuur hebben 4 grootouders samen 2 kinderen en 1 kleinkind

27
Q

De archipel

A

Dit is een ander woord voor eilandgroep

28
Q

De bevolkingsaangroei

A

Dit is de absolute of relatieve aangroei van de bevolking

29
Q

De bevolkingsdichtheid

A

Dit getal geeft het aantal inwoners per km2 weer

30
Q

De bevolkingsprognose

A

Een bevolkingsprognose voorspelt de toekomstige evolutie van de bevolking

31
Q

De demografische transitie

A

Overgang van een hoog geboorte en sterftecijfer in een land of regio naar een laag geboorte en sterftecijfer

32
Q

Het demografische transitiemodel

A

Dit model stelt de demografische transitie van landen of regio’s voor

33
Q

Het emigratiecijfer

A

Dit is het aantal mensen dat een land of regio verlaat per jaar en per duizend inwoners

34
Q

De familliestructuur

A

Dit geeft de opbouw van een famillie weer,bijvoorbeeld moeder, vader en kinderen

35
Q

De functiewijziging

A

Bij een functiewijziging verandert de functie van een gebouw of terrein

36
Q

Het geboortebeleid

A

Dit omvat het geheel aan maatregelen dat de overheid neemt om koppels meer of minder kinderen te laten krijgen

37
Q

Het geboortecijfer

A

Dit is het aantal geboortes in een land of regio per jaar per duizend inwoners

38
Q

Het hoge-inkomensland

A

Een land waarin de inkomens van de inwoners relatief hoog zijn

39
Q

De human Development Index

A

Deze index van menselijke ontwikkeling geeft aan hoe ontwikkeld de bevolking van een land is

40
Q

Het immigratiecijfer

A

Het aantal mensen dat naar een land of regio verhuist per jaar en per duizend inwoners

41
Q

Het lage-inkomensland

A

Land waarin de inkomens van de inwoners relatief laag zijn

42
Q

Het leeftijdshistogram

A

Het aantal mensen per leeftijd en per geslacht weer

43
Q

De leeftijdsopbouw

A

De leeftijdsverdeling, dus de verdeling van de bevolking van een land over de verschillende leeftijden

44
Q

De levensverwachting

A

Dit getal geeft gemiddelde aantal jaren aan dat iemand in een land of regio leeft

45
Q

Het migratiesaldo

A

Het miggratiesaldo is het verschil tussen het immigratiesaldo en het emigratiecijfer

46
Q

De natuurlijke aangroei

A

De natuurlijke aangroei Is het verschil tussen het geboortecijfer en het sterfcijfer

47
Q

De ontgroening

A

Bij dit proces neemt het aantal of aandeel jongeren in een bevolking

48
Q

Het promille

A

Is het aantal per duizend. 1 promille is 1 duizendste deel

49
Q

De savanne

A

In deze vegetatiezone komen grassen en verspreide bomen voor

50
Q

Het sterftecijfer

A

Dit is het aantal sterfgevallen in een land of regio per jaar per duizend inwoners

51
Q

De vergrijzing

A

De veroudering van de bevolking. Bij dit proces neemt het aantal of aandeel ouderen in een bevolking toe.

52
Q

Het vruchtbaarheidscijfer

A

Dit getal geeft het gemiddelde aantal kinderen per vrouw in land of regio weer

53
Q

De zorgsector

A

Sector waarin de werknemers zorg bieden, bv: aan ouderen