Begrippen Flashcards

1
Q

Communicatie

A

Boodschappen doorgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Medium

A

Middel om informatie te versturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Communicatie ruis

A

Als er iets mis gaat in het communicatie proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verbale communicatie

A

Gesproken en geschreven woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Non-verbale communicatie

A

Schilderij, tattoo, stoplicht, lichaamstaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Eenzijdige communicatie

A

Je bent alleen ontvanger in het communicatie proces

tv programma, krant leest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Feedback/terugkoppeling

A

Reactie terug geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tweezijdige communicatie

A

Je bent zender en ontvanger tegelijk

als je een gesprek voert, Reactie plaatst op Facebook, Bericht liked op Facebook/instagram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Persoonlijke communicatie

A

Vindt plaats tussen een zender en een ontvanger of aantal ontvangers (die elkaar kennen het is niet bestemd voor iedereen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Massacomunicatie

A

Communicatie waarbij grote groepen mensen min of meer op hetzelfde moment een boodschap ontvangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Digitale media

A

Televisieseries, Spotify,

Instagram, WhatsApp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

on-demand economie

A

Een economie waar de wens van de klant zo snel mogelijk vervult word.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Social media

A

Alle internet media waar je zelf informatie op kan delen met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Social influencers

A

Mensen die veel volgers hebben op Instagram, Youtube

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Algoritmes

A

Algortimes zijn ingewikkelde wiskundige berekeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Data

A

Verzameling van gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Selectieve Waarneming

A

Je kiest zelf wat je wil zien en horen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Filter-bubbel

A

Je ontvangt alleen nog maar de informatie die jouw mening bevestigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

redactie

A

Een professionele groep mensen die bepaalt wat er in een krant, tijdschrift of programma komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Landelijk

A

Heel nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Regionale

A

Bepaalt deel van het land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Doelgroep

A

Een groep mensen met gemeenschappelijke kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Populaire kranten

A

Het AD, De Telegraaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Breed publiek

A

Publiek uit alle lagen van de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kwaliteits kranten

A

NCR, volkskrant zei besteden vaak aandacht aan serieus/belangerijk nieuws.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Beeldvorming

A

De manier waarop een bepaalt nieuwsfeit gebracht word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

oplages

A

Het aantal bladen wat per week gedrukt word

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Forum

A

Daar kunnen lezers en niet-lezers hun ervaring uitwisselen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Publieke omroepen

A

BNNVARA, AVROTROS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

NPO

A

Nederlandse publieke omroep

31
Q

commerciele zenders

A

Deze zenders zijn niet gebonden aan speciale regels van de overheid omdat ze geen geld van de overheid krijgen.

32
Q

Educatieve functie

A

Bewust leer je soms informatie zonder dat je het door hebt van de media

33
Q

opiniërende functie

A

Door het volgen van het nieuws kun je je eigen mening vormen over maatschappelijke kwesties

34
Q

Amuserende functies

A

Zorgen voor vermaak op televisie bvb

35
Q

infotainment

A

De combinatie van informatie en amusement

36
Q

sociale functie

A

Het onderhouden van contacten met vrienden of andere mensen

37
Q

Identiteit

A

Wie je bent

38
Q

Politieke agenda

A

De onderwerpen waar de politiek zich mee bezig houd.

39
Q

Controle of waakhond functie

A

Het volgen en controleren van de politici

40
Q

Cultuur

A

Normen en waarden van een bepaalde groep

41
Q

Socialiserende functie

A

Het doorgeven en verspreiden van cultuur

42
Q

Vrijheids van meningsuiting

A

Je mag zeggen en schrijven wat je wil

43
Q

Persvrijheid

A

De media mag alles schrijven en laten zien wat ze willen

44
Q

4 uitzonderingen op de vrijheids van mening uiting

A
  • aanzetten tot haat of discriminatie
  • onzedelijk
  • onwaarheden
  • opruiende uitspraken
45
Q

Pluriformiteit

A

Er bestaan veel verschillende media´s waar veel verschillende meningen aan bot komen

46
Q

mediawet

A

de belangenrijkste regels voor de publieke omroep

47
Q

Commercieel

A

een bedrijf die het maken van winst als doel heeft

48
Q

Product placement

A

het merk van een product mag niet in een reclame extra duidelijk worden gemaakt

49
Q

imago

A

het beeld wat je bij een product in je hoofd hebt

50
Q

slogans

A

slagzinnen

51
Q

nederlandse reclame code

A

Regels voor reclame

52
Q

sluikreclame

A

reclame wat bedrijven stiekem maken

53
Q

product placement

A

bedrijven die er voor zorgen dat hun product te zien is in een tv-programma

54
Q

advertorials

A

een reclameboodschap die lijkt op een gewoon artikel in een krant of tijdschrift

55
Q

ideële reclame

A

reclame die gericht is op het verbeteren van de maatschapij

56
Q

redactie

A

de groep die de informatie van een krant of een programma bepaalt.

57
Q

persbureaus

A

daar verzamelen ze nieuws via hun eigen journalisten

58
Q

selectiecriteria

A

de regels die jouw journalisten hanteren om een keuze te maken uit het aanbod van het nieuws.

59
Q

actueel

A

als iets pas gebeurd is

60
Q

commercieel belang

A

ze willen zoveel mogelijk geld verdienen

61
Q

bron

A

degene die de journalisten informatie geven

62
Q

objectiviteit

A

beschrijving van een gebeurtenis die klopt met de werkelijkheid

63
Q

hoor en wederhoor

A

dat de journalisten bijde partijen aan het woord laten

64
Q

referentiekader

A

al je persoonlijke normen, waarden, belangen, meningen, ervaringen

65
Q

manipulatie

A

vervormde informatie geven zonder dat het publiek het merkt

66
Q

injectienaald theorie

A

injectie naald die het publiek vol spuit met bepaalde ideeën

67
Q

indoctrinatie

A

het opdringen van bepaalde meningen aan het publiek.

68
Q

framingtheorie

A

de media een onderwerp op een bepaalde manier belichten

69
Q

theorie van de selectieve perceptie

A

het misbruik van de mediagebruikers

70
Q

disclaimer

A

toevoeging van het bericht dat het mischien niet waar is

71
Q

poltieke juridische invalshoek

A

bij deze invalshoek kijk je naar de rol van media

72
Q

sociaal economische invalshoek

A

bij deze invalshoek kijk je vooral naar de belangen van mensen

73
Q

sociale culturele invalshoek

A

bij deze invalshoek spelen de waarden en normen van mensen en groepen die bij het vraagstuk betrokken zijn een belangerijke rol

74
Q

veranderings en vergelijkende invalshoek

A

bij deze invalshoek kijk je hoe er vroeger werd gedacht over het probleem