begrippen Flashcards
1
Q
a la carte
A
alle gerechten die op de kaart staan
2
Q
amuse
A
klein hapje
3
Q
annulè
A
reservering word geannuleerd
4
Q
aperetive
A
voor het eten klein bapje
5
Q
arrive
A
aankomst
6
Q
bon
A
is goed
7
Q
boston shaker
A
roest vast staal
8
Q
blue
A
hoe je je vlees gebakken wil
9
Q
bien-cuit
A
Well done
10
Q
cloche
A
deksel waarmee je gerecht bedekt
11
Q
commode
A
alles wat op tafel staat, opruim plek
12
Q
chamberen
A
kamertemperatuur brengen
13
Q
couvert
A
bestek
14
Q
depart
A
vertrekken
15
Q
depot
A
droesem
16
Q
digestiv
A
naast iets neemt
17
Q
debrasseren
A
afruimen
18
Q
decanteren
A
overgieten fles wijn in een karaf
19
Q
fileren
A
zorgen dat vis geen graten meer heeft
20
Q
friandises
A
hapje naast koffie
21
Q
frapperen
A
kouder maken
22
Q
garnering
A
opmaken