Begrippen §1,2,3,4,5: Chili Flashcards

1
Q

Aardas

A

Denkbeeldige as waar de aarde omheen draait

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aardbeving

A

Schokkende of trillende beweging van een gedeelde van de aardkorst door de werking van de endogene krachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aardkern

A

Het binnenste, zeer hete deel van de aardbol (de binnen- en de buitenkern)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aardmantel

A

Deel in het binnenste van de aardbol tussen de aardkorst en de binnenkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afschuivingsbreuk

A

Breuk waarbij het gesteente in tweeën wordt gebroken en één blok naar beneden schuift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Afzetmarkt

A

Het aantal klanten dat producten wilt kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Afzettingsgesteente

A

Gesteente dat is ontstaan uit materiaal dat door wind, water of ijs is neergelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Archipel

A

Eilanden groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Basalt

A

Stollingsgesteente dat ontstaat bij snelle afkoeling van lava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Binnenstad

A

Oudste deel en centrum van een stad. Heet ook historische binnenstad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Breedteligging

A

De afstand van een plaats tot de evenaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Breuk

A

Barst of scheur in de aardkorst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Breukgebergte

A

Gebergte dat ontstaat in een gebied met sterke breukactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Caldeiravulkaan

A

Vulkaan met een zeer grote krater; ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

CBD/stadscentrum

A

Central business district: kantoren-, winkel- en uitgaansgebied van een stad. Heet ook centrale zakenwijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Condensatie

A

Vorming van waterdruppels door afkoelen van waterdamp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Continentale plaat

A

Plaat die bestaat uit een groot landoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Convectiestroom

A

Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Convergentie

A

Het naar elkaar toe drijven van platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Corioliseffect

A

Afwijking van de wind door de draaiing van de aarde; op het noordelijk halfrond naar rechts, op het zuidelijk halfrond naar links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Dagbouw

A

Vorm van een mijnbouw: winning van delfstoffen die (vlak) aan de oppervlakte liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Divergentie

A

Het uit elkaar drijven van platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Diversificatie

A

Het minder eenzijdig maken van de economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Economisch machtsblok

A

Gebied in de wereld dat economisch sterk is. Er wordt veel geproduceerd en er is een grote, koopkrachtige markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Effusieve uitbarsting

A

Rustige vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

El Niño

A

Het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de grote oceaan extra sterk opwarmt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Epicentrum

A

Het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Eruptie

A

Vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Explosieve uitbarsting

A

Heftige vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Gesteentekringloop

A

Proces waarbij gesteenten door geologische processen (verwering, erosie, sedimentatie, gesteente vorming) telkens worden afgebroken en omgevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Global shift

A

Het verschuiven van het economische zwaartepunt in de wereld van het gebied rond de atlantische oceaan naar het gebied rond de grote oceaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Graniet

A

Stollingsgesteente dat ontstaat bij langzame afkoeling van lava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hogedrukgebied

A

Gebied met een teveel aan lucht. Heet ook maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hooggebergteklimaat

A

Klimaat in het hooggebergte met temperaturen altijd onder nul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Horst

A

Een langs een breukvlak omhoog gekomen deel van de aardkorst

36
Q

Hotspot

A

De plaats aan het aardoppervlak waar een mantelpluim door de aardkorst is gebroken

37
Q

Hypocentrum

A

Plaats diep in de aardkorst waar de aardbeving begint

38
Q

Importsubstitutie

A

Producten die werden geïmporteerd, worden vervangen door zelf geproduceerde producten

39
Q

Inversie

A

Bij inversie (=omkering) is er een hogere luchtlaag die warmer is dan de lagen er onder (normaal is: hoe hoger hoe kouder)

40
Q

Koopkracht

A

Het aantal goederen of diensten dat je van je geld kan kopen

41
Q

Kraterpijp

A

Gang die de magmakamer van een vulkaan met de krater verbindt

42
Q

Krottenwijk

A

Wijk waar de bewoners zelf illegaal (=onwettig) woningen hebben gebouwd. Heet ook zelfbouwwijk

43
Q

Lagedrukgebied

A

Gebied met een tekort aan lucht. Heet ook minimum of depressie

44
Q

Lava

A

Magma dat door de aardkorst naar buiten is gestroomd

45
Q

Lijzijde

A

De kant van de berg die uit de wind ligt; er valt weinig neerslag

46
Q

Luchtstreek

A

Temperatuurzone op aarde: triolen, gematigde zone en poolstreken

47
Q

Magma

A

Heet, vloeibaar gesteente binnen in de aarde

48
Q

Mantelpluim

A

Opstijgend magma vanuit een vaste plek in de aardmantel

49
Q

Loefzijde

A

De windkant van een gebergte met veel neerslag

50
Q

Mediterraan klimaat

A

Klimaat met warme en droge zomers en milde winters met neerslag. Heet ook Middellandse Zeeklimaat

51
Q

Metamorf gesteente

A

Gesteente dat onder hoge druk of temperatuur andere eigenschappen heeft gekregen

52
Q

Mid-oceanische rug

A

Langgerekte bergrug onder in de zee, ontstaan doordat magma bij het uit elkaar drijven van oceanische platen naar boven komt

53
Q

Naschok

A

Aardbeving die uren, dagen of zelfs weken na een eerdere aardbeving in hetzelfde gebied plaatsvindt

54
Q

Natuurlijke bevolkingsgroei

A

Bevolkingsgroei of -afname door het aantal geboorten min het aantal sterfgevallen

55
Q

Oceanische plaat

A

Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan)

56
Q

Opschuivingsbreuk

A

Breuk waarbij het gesteente in tweeën wordt gebroken en één blok naar boven wordt geduwd

57
Q

Plaat

A

Stuk van de aardkorst. Heet ook schol

58
Q

Plooiingsgebergte

A

Gebergte dat is ontstaan door buiging van de aardkorst

59
Q

Primacy

A

De mate waarin de primate city groter en belangrijker is dan de tweede stad in een land

60
Q

Primate city

A

Megastad die ver boven de andere steden in een land uitsteekt

61
Q

Pyroclastische stroom

A

Hete gassen die bij een vulkaanuitbarsting met grote snelheid de helling afdalen

62
Q

Regenschaduw

A

De lijzijde van een berg, waar de dalende of warmere lucht weinig of geen neerslag brengt

63
Q

Reliëf

A

Hoogteverschillen in een landschap

64
Q

Schaal van Richter

A

Schaal waarmee de kracht van een aardbeving wordt aangegeven

65
Q

Schachtbouw

A

Winning van delfstoffen in de ondergrond via stelsels van horizontale en verticale gangen

66
Q

Schildvulkaan

A

Lage, brede vulkaan met flauwe hellingen

67
Q

Seismisch gat

A

Een gebied waar al lang geen zware aardbeving is voortgekomen vergeleken met de omringende gebieden

68
Q

Slenk

A

Een langs een breukvlak omlaag gezakt deel van de aardkorst

69
Q

Smog

A

Vervuilde lucht in steden door giftige gassen van auto’s, fabrieken en huishoudens

70
Q

Stollingsgesteente

A

Gesteente dat is ontstaan door de afkoeling van lava of magma

71
Q

Stratovulkaan

A

Vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal

72
Q

Stuwingsregen

A

Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen gebergte

73
Q

Subductie

A

Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat

74
Q

Subtropisch maximum

A

Hogedrukgebied (maximum) rond de 30° breedte

75
Q

Temperatuurfactor

A

Factor die invloed heeft op de temperatuur in een gebied

76
Q

Trog

A

Diepe kloof onder in de zee, ontstaan door subductie van een oceanische plaat

77
Q

Tsunami

A

Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt, veroorzaakt door een zeebeving

78
Q

Urbanisatiegraad

A

Het percentage stedelingen in een land

79
Q

Urbanisatietempo

A

De snelheid waarmee de urbanisatiegraad toeneemt

80
Q

Verstedelijking

A

Stijging van het percentage mensen dat in een stad woont

81
Q

Waterdamp

A

Verdampt water (gasvormig) in de lucht

82
Q

Zeeklimaat

A

Klimaat met matigende invloed van de zee op de temperatuur (de zomers koeler, de winters zachter) en het hele jaar neerslag

83
Q

Zeestroom

A

Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wind langdurig uit één richting waait

84
Q

Zelfbouwwijk

A

Zie krottenwijk

85
Q

Zijschuivende breuk

A

Breuk waarbij gesteente horizontaal langs elkaar schuift