Bedrijfseconomie Flashcards

1
Q

Nettowinst

A

Kosten - opbrengsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cashflow

A

Netto winst na belasting + afschrijvingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Restwaarde

A

Bij de laatste cashflow opgeteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Boekhoudkundige terugverdientijd

A

Voordelen BTP:
- Eenvoudig berekenen
- Projecten korte periode gunstig liquiditeit en leiden tot minder risico voor de
onderneming
Nadelen BTP:
- Netto geld-ontvangsten buiten beschouwing gelaten
- Geen rekening gehouden met tijdsvoorkeur

Investering - cashflows -> restant / cashflow * 12 (maanden) = terugverdientijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit

A

Voordelen GBR:
- Eenvoudig berekenen
- Geeft informatie over de rentabiliteit van het project
Nadelen GBR:
- Geen rekening gehouden met de tijdvoorkeur
- Rentabiliteitspercentage geeft geen absoluut winstbedrag weer

(Cashflows opgeteld over alle jaren) - (Investering - Restwaarde) = resultaat / 5
(Investering + Restwaarde) /2 -> Resultaten delen door elkaar *100%% = GBR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Economische terugverdientijd

A

Voordelen ETP:
- Rekening gehouden met tijdsvoorkeur
- Projecten kortere periode gunstig liquiditeit en leiden tot minder risico voor de
onderneming
Nadelen ETP:
- Netto geld-ontvangsten buiten beschouwing gelaten

Cashflow / 1,06 (6% voetstuk) tot de macht van aantal jaren -> Cumuleren en wanneer het boven investering zit is de economische terugverdientijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Netto Contante Waarde

A

Voordelen NCW:
- Rekening gehouden met tijdvoorkeur
- Geeft informatie over oplevering waarde investeringsproject
Nadelen NCW:
- Geen rekening hoogte investeringsbedrag
- Geen rekening verschillende looptijden van projecten

Alle cashflows / 1.06 (6% voetstuk) tot de macht T= looptijd. Alle jaren bij elkaar en investering aftrekken
** Niet vergeten restwaarde op te tellen bij laatste jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Dividend

A

vergoeding voor het beschikbaar stellen van het eigen vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Converteerbare obligatielening

A

een lening die na verloop van tijd, gedurende een onder bepaalde
voorwaarden kan worden omgewisseld in aandelen van het betrokken bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Intrinsieke waarde

A

bezittingen – schuld (Eigen vermogen/ aandelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emitteren

A

plaatsen/ uitgeven van aandelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emissieprijs (EP)

A

gewenste opbrengst van de emissie/ aantal nieuwe aandelen (M)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

M (nieuwe aantal aandelen)

A

Totaal benodigde eigen vermogen / (emissie prijs * nominale waarde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

N (Oude aandelen)

A

Geplaatst aandelen kapitaal / nominale waarde aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Beurswaarde na emissie (BWN)

A

rentabiliteitswaarde van de onderneming na emissie/
aantal uitstaande aandelen na emissie (N+M)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Claimwaarde

A

(BWN – EP)/ aantal in te leveren claims per aandeel (Ook wel N/M)

17
Q

Aantal in te leveren claims per aandeel

A

aantal uitstaande ‘oude’ aandelen (N)/ aantal
nieuwe aandelen (M)

18
Q

Agioreserve:

A

(EP – nominale waarde aandelen) * aantal aandelenemissie (M)

19
Q

Bereken de theoretische waarde van een claim:

A

(BWN – EP)/ (N/M)

20
Q

Stel de balans op direct na de emissie

A

Agioreserve: (EP – Nominaal) * M -> verandering + agioreserve momenteel
2. Verandering kas: uitbreiding Eigen vermogen + kas momenteel
3. (Geplaatst) Aandelenkapitaal: maakt de balans weer in balans door het aandelenkapitaal
goed aan te passen

Voorbeeld =

21
Q

Bepaal de conversiekoers:

A

(Waarde obligatie + bijbetaling)/ nominale waarde v/d ontvangen obligaties * 100%
1. Aantal obligaties tegen welke prijs aangeboden?  bv. 2 obligaties voor elk €750  2 *
750
2. Bijbetaling: wordt gegeven
3. Nominale waarde van de ontvangen obligaties: aantal aandelen keer de nominale prijs per stuk

22
Q

Bepaal de conversiewaarde:

A

(Beurswaarde – bijbetaling)/ aantal obligaties
1. Beurswaarde  beurskoers
2. De rest is gegeven

Beurswaarde aandeeel x aantal te krijgen aandelen - bijbetaling

/

Aantal in te wisselen obligaties

altijd op DAT moment (meest recent)

23
Q

Kasstromen overzicht indirecte methode

A

EBIT +
1. Afschrijving gebouwen (Af te lezen winst en verlies) +
2. Afschrijving inventaris (Af te lezen winst en verlies) +
3. Afschrijving machines (Af te lezen winst en verlies) +
4. Voorzieningen (nieuw - oud) +/-

Mutaties NKW
1. Afname voorraad (nieuw - oud) Omgekeerd
2. Toename debiteuren (nieuw - oud) Omgekeerd
3. Afname crediteuren (nieuw - oud) Normaal
4. Afname Belasting (Oude post pakken) pak -

Operationele kasstroom
1. Bruto inverstering gebouw (nieuw - oud + afschrijving) = posten als -
2. Bruto investering inventaris (nieuw - oud + afschrijving) = posten als -
3. Bruto investering machines (nieuw - oud + afschrijving) = posten als -

Vrije kasstromen
1. Rekening courant (nieuw - oud) +/-
2. Hypotheek aflossen -
3. Aandelen vermogen (nieuw - oud) +/-
4. Agio reserve (nieuw - oud) +/-
5. Betaalde dividend (neem post oude jaar) = posten als -
6. Interest kosten (af te lezen winst en verlies) = posten als -

Mutatie liquede middelen (narekenen bij inzien verschil kas)

24
Q

Hefboom - RTV

A

bedrijfsresultaat/ TV *100% (neem gemiddelde = (Nieuw - oud) /2)

25
Bedrijfsresultaat
winst + interest
26
Hefboom - RVV
rente (interest)/ VV * 100% (neem gemiddelde = (Nieuw - oud) /2)
27
Hefboom - REV
winst voor belasting/ EV * 100% (Nieuw - oud) /2)
28
Hefboom verhouding
RTV > RVV  REV>RTV  positief RTV < RVV  REV
29
REV na belasting formule
(1-f) * (RTV + (RTV – RVV) * VV/EV)
30
F  vennootschapsbelasting/ winst voor belasting
1. (1-f) * RTV  basisrentabiliteit 2. (1-f) * (RTV – RVV) * (VV/EV)  financieringsbijdrage
31
Bedrijfsrisico manier 1
1. (Interest (%) * gemiddeld geïnvesteerd VV + winst voor belasting)/ gemiddeld geïnvesteerd TV 2. (Interest (%) * gemiddeld geïnvesteerd VV + winst na belasting)/ gemiddeld geïnvesteerd TV 3. Verschil tussen de RTV
32
Bedrijfsrisico manier 2:
1. Verschil RTV 2. Na belasting: (1 – 22,5% belasting) * verschil RTV
33
Financieel risico
Bedrijfsrisico * (VV/EV)
34
WACC/ gemiddeld gewogen kostenvoet:
1. Vreemd vermogen/ totaal vermogen * interest (%) * (1-belasting (%)) 2. Eigen vermogen/ totaal vermogen * rendementseis EV 3. Uitkomsten van beide bij elkaar optellen Rendementseis: Rf + Bèta * Risicopremies % Rf  rente obligatie Re: Rf + bèta * (Rm – Rf) Rm: 10% Rf: rendement staatslening Risicopremie: interestpercentage
35
Interest berekenen
Bereken interest % van bekende getal -> vervolgens overige interest bedrag / door LVV of KVV
36
Bereken de gemiddelde gewogen vermogensvoet:
EV: 300 LVV: 500 KVV: 400 (waarvan 200 crediteuren) TV: 1200 EV: 300/ (1200 – 200) = 30% LVV: 500/ (1200-200) = 50% KVV: (400 – 200)/ (1200-200) = 20% EV: 30% * 14% (rendementseis) * 100% = 4,1% LVV: 50% * 8% (interest) * (1 - belastingtarief%) * 100% = 2,4% KVV: 20% * 6% (interest) * (1- belastingtarief%) * 100% = 0,7% TOTAAL: 7,2%
37
Eigen vermogen
Vermogen dat permanent aan de onderming beschikbaar wordt gesteld. bestaat uit: 1. Aandelen kapitaal (geplaatst/gestort) 2. Reserves (1) winst (2) Agio (3) herwaardering
38
EBIT
Bedrijfsresultaat (winst+interest) staat voor Earnings Before interest and taxes