Bedrijfsadministratie Hoofdstuk 1, de Balans Flashcards

1
Q

bank

A

al het geld op de bankrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kas

A

al het geld in cash

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

goederen

A

voorraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

debiteuren

A

mensen die iets van jou hebben gekocht en dit later betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

inventaris

A

ook wel inboedel genoemd. alle kasten, stoelen, tafels etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

crediteuren

A

mensen die jij nog moet betalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vreemd vermogen

A

al het geld dat geleend is.(van de bank of familie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hypotheek

A

een lening met als onderpand een onroerend goed. (huizen, gebouwen, of grond. als jij je lening niet kunt terugbetalen heeft de bank het recht jouw onroerend goed te verkopen,)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bankkrediet

A

een roodstant op de betaalrekening bij jouw bank. je bent de bank geld schuldig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

eigen vermogen

A

eigen kapitaal/spaargeld dat in de onderneming is geïnvesteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly