beco h4 Flashcards

1
Q

premie

A

Een premie is het bedrag dat de verzekeringnemer aan de verzekeraar moet betalen om verzekerd te zijn. Dit kan maandelijks of jaarlijks zijn, afhankelijk van de verzekeringspolis12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schadeverzekering

A

uitkering afhankelijk van de geleden schade. De uitkering is nooit meer dan het schadebedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sommenverzekering

A

uitkering afhankelijk van het moment waarop zich een onzeker voorval voordoet, en niet van het schadebedrag (lijfrenteverzekering).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

polis

A

een bewijs dat je verzekerd bent, voor welke voorwaarden en voor welke premie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

premie berekenen

A

(Premie + poliskosten + administratiekosten) x assurantiebelasting (21%!)Dus eerst alles optellen, dan pas belasting!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

brandverzekering

A

Verzekering tegen de schade ontstaan door brand.
Maximaal uitgekeerde bedrag = verzekerd bedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

transportverzekering

A

Verzekering tegen de schade ontstaan tijdens het transport van goederen.
Ook: imaginaire winst (de winst die de ondernemer zou maken met de goederen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bedrijfsschadeverzekering

A

Verzekering tegen de schade ontstaan door tijdelijke stilstand van een bedrijf door brand, stormschade etc.
Uitkering is gelijk aan de kosten (huur, loon, rente) die doorlopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kredietverzekering

A

Verzekering tegen een deel van de schade ontstaan door het niet kunnen innen van uitstaande vorderingen.
Bijzondere vorm: exportkredietverzekering. Beperken risico dat buitenlandse afnemers niet betalen.
Commercieel risico: het “normale” risico dat de afnemer zijn schuld niet kan betalen.
Politiek risico: tegen blokkade van geldstromen tussen landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

productaansprakelijkheidsverzekering

A

Verzekering tegen de schade die kan ontstaan door het gebruik van een bepaald product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aansprakelijkheidsverzekering

A

Verzekering tegen de schade die een persoon kan toebrengen aan een andere persoon of een zaak van een andere persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rechtsbijstandverzekering

A

Verzekering waarbij de verzekeraar een persoon of een onderneming bijstaat bij juridische geschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

schade uitkering afhankelijk van

A

het schadebedrag (de waarde van de goederen die verloren zijn gegaan)
de gezonde waarde (de waarde van alle verzekerde goederen op het moment juist voordat de schade ontstaan)
de verzekerde som (de waarde waarvoor alle goederen verzekerd zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

verzekeringsbreuk 1

A

verzekerde som gelijk aan de gezonde waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

verzekeringsbreuk groter dan 1

A

De verzekerde som is hoger dan de gezonde waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verzekeringsbreuk kleiner dan 1

A

De verzekerde som is lager dan de gezonde waarde

17
Q

premier- risqueverzekering

A

ondanks onderverzekering toch de geleden schade geheel uitgekeerd vooral bij inbraak.

18
Q

levensverzekering

A

Er wordt door de verzekeraar een overeengekomen bedrag uitgekeerd op een moment dat verband houdt met het al dan niet in leven zijn van een bepaald persoon. 1 bedrag.

19
Q

lijfrenteverzekering

A

De begunstigde ontvangt vanaf een bepaalde datum tot het moment van overlijden of tot een bepaalde datum een periodieke uitkering

20
Q

pensioenverzekering

A

Beschikbare-uitkeringssysteem  uitkering afhankelijk van afgedragen premies in werkende leven bij hetzelfde pensioenfonds

21
Q

compagnonverzekering

A

Een levensverzekering op het leven van de vennoten bijvoorbeeld om erfgenamen uit te kunnen kopen (Vof, maatschap, BV

22
Q

investeren in jezelf

A

Studie volgen in plaats van werken
Kosten: collegegeld, studieboeken, woning, verzekeren, etc.
Grotere kans op een baan en beter betaald werk

23
Q

investeren in de maatschappij

A

Efficiënter werken  arbeidskosten om laag
Hoger inkomen  meer belastinginkomsten

24
Q

rente

A

(= beloning voor het beschikbaar stellen van jouw vermogen

25
Q

rente is afhankelijk van

A

Looptijd: hoe langer je geld vaststaat, des te hoger de rente
Hoogte van het spaarbedrag: hoger spaarbedrag is meer rente
Ontwikkelingen op de financiële markten

26
Q

risico sparen

A

Inflatie: wanneer de inflatie stijgt, wordt jouw spaargeld (reëel) minder waard.
Bank kan failliet gaan. Deels oplossing: depositogarantiestelsel (tot € 100.000 per bank is gegarandeerd door DNB).

27
Q

voordelen verplicht bedrijfspensioen

A

Werkgever legt een deel in
Geen belasting over ingelegde premie
Pensioen stijft (in principe) meer met de loonontwikkeling
Grootschalig fonds = minder kosten = meer pensioen
Gemak: geen omkijken naar

28
Q

nadelen bedrijfspensioen

A

Minder netto-inkomen, want deel van loon wordt ingehouden
Geen vrije keuze voor pensioenfonds
Rendement pensioenfonds onzeker

29
Q

spaarrekening

A

Vrij opneembaar (kan op ieder moment geld overboeken)
Geen vaste looptijd
Variabele rentevergoeding
Relatief lage rentevergoeding

30
Q

spaardeposito

A

Niet-vrij opneembaar (je kunt er niet meteen bij (wel wachttermijn of kosten)
Vaste looptijd
Vaste rentevergoeding
Relatief hoge rentevergoeding

31
Q

consumptief krediet

A

leningen voor particulieren voor consumptieve doeleinden):

32
Q

doorlopende krediet

A

Bank spreekt maximum krediet af met consument. Afgelost geld mag opnieuw worden opgenomen en hele bedrag hoeft niet te worden opgemaakt. Je betaalt alleen rente over geleende bedrag
Voordeel consument: niet steeds opnieuw afsluitkosten.
Voordeel bank: één keer onderzoek / registratie bij BKR

33
Q

persoonlijke lening

A

Lening voor één bepaald doel. In één keer opnemen, afgeloste bedragen niet weer opnemen.
Voordeel consument: overzichtelijk. Schuldbedrag, aflossing en rente liggen vast.

34
Q

koop en verkoop op afbetaling

A

Koopprijs in termijnen betalen (in ieder geval 20% vooraf!). Eigenaar op het moment van levering.

35
Q

huurkoop

A

Hetzelfde als koop en verkoop op afbetaling, maar de verkoper is de eigenaar totdat de laatste termijn is betaald.

36
Q

private lease

A

De consument betaalt maandelijks een vast bedrag voor het gebruik van een goed. Aan het eind van het contract levert de klant het goed weer in. De lease maatschappij blijft eigenaar van het goed.