Artro hand Flashcards
Art. radio-ulnaris distalis
Pronatie
radius rolt en glijdt naar ventraal-mediaal
Tractie is niet mogelijk in het art. radio-ulnaris distalis.
Art. radio-ulnaris distalis
Supinatie
de radius rolt en glijdt naar dorsaal-lateraal
Tractie is niet mogelijk in het art. radio-ulnaris distalis.
Art. radiocarpalis
Palmaire flexie en dorsieflexie
In theorie zou in dit gewricht de convexregel van Kaltenborn gelden, maar wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat dit niet het geval is. Tijdens palmaire flexie en dorsiflexie van de pols vindt geen rol- en glij beweging plaats, maar wel een kantelbeweging van de verschillende botstukken. Hierbij is het belangrijk om te weten dat in de proximale rij het os scaphoïdeum de grootste kanteling maakt, het os lunatum een iets kleinere en het os triquetrum de kleinste. Een palmaire flexie zal dus steeds gepaard gaan met een relatieve endorotatiestand van de proximale carpusrij en een dorsiflexie zal steeds gepaard gaan met een relatieve exorotatiestand van de proximale carpusrij. Daarnaast zien we in de eindstand van dorsiflexie een kleine translatie van de proximale carpusrij naar radiaal optreden. Tijdens palmaire flexie keert de proximale carpusrij terug richting ulnair, naar zijn originele positie.
Art. radiocarpalis
Ulnaire en radiale deviatie
Tijdens ulnaire en radiale deviatie vindt ook een palmaire en dorsale kanteling van de proximale carpusrij plaats. Tijdens radiale deviatie kantelen het os scaphoïdeum en os lunatum naar palmair, tijdens ulnaire deviatie kantelen zij terug naar dorsaal. Doordat het os scaphoïdeum steeds de grootste kanteling maakt en het os triquetrum steeds de kleinste, vindt tijdens radiale deviatie een relatieve pronatie van de proximale rij plaats en tijdens ulnaire deviatie een relatieve supinatie beweging. Daarnaast vindt er tijdens ulnaire deviatie een translatie van de proximale carpusrij naar radiaal plaats. Tijdens radiale deviatie vindt er zo goed als geen translatie plaats.
Art. mediocarpalis
Dorsieflexie
Tijdens dorsiflexie kantelen de botstukken van de distale rij naar dorsaal ten opzichte van de proximale rij. Tijdens palmaire flexie kantelt de distale rij naar palmair ten opzichte van de proximale rij. Hierbij beweegt het os capitatum het verste naar palmair.
Art. mediocarpalis
Radiale deviatie
Tijdens radiale deviatie vindt een supinatiebeweging van de distale rij carpalia plaats, dit in tegenstelling tot de eerder beschreven relatieve pronatie van de distale rij.
Art. mediocarpalis
Ulnaire deviatie
Tijdens ulnaire deviatie vindt een pronatiebeweging van de distale rij carpalia plaats. Ulnaire deviatie gaat gepaard met een palmaire kanteling van het os capitatum (en in mindere mate van de rest van de distale rij carpalia) en een dorsale kanteling van de proximale rij.
Art. carpometacarpale I
Abductie en adductie
Hierdoor zal tijdens abductie en adductie een convexe os metacarpale I bewegen ten opzichte van een concave os trapezium. Dit gaat gepaard met een rol naar palmair en een glij naar dorsaal tijdens abductie en een rol naar dorsaal en glij naar palmair tijdens adductie.
Art. carpometacarpale I
Flexie en extensie
Voor flexie en extensie zal een concaaf os metacarpale I bewegen ten opzichte van een convex os trapezium, waardoor in dit geval de concaaf regel geldt. Dit wil zeggen dat tijdens flexie het os metacarpale I zal rollen en glijden naar ulnair en tijdens extensie naar radiaal.
Art. carpometacarpale II-V
De art. carpometacarpele II-V zijn qua vorm moeilijk te beschrijven als klassieke scharnier- of kogelgewrichten. Door de hele sterke ligamentaire verbindingen met de carpale botstukken, is in deze gewrichten zeer weinig mobiliteit aanwezig. Deze gewrichten moeten vooral stabiel zijn voor een goede functionaliteit van de hand.
Art. metacarpophalangeales
Zo zal tijdens flexie de phalanx rollen en glijden naar palmair en tijdens extensie naar dorsaal. Ook tijdens abductie en adductie zijn rollen en glijden gelijkgericht.
Art. interphalangeales
De articulationes interphalangeales zijn scharniergewrichtjes met telkens een convexe proximale partner en een concave distale partner, waardoor hier de concaafregel geldt.