Arresten Sr 3 22/23 Flashcards

1
Q

Beroepen op novum bij herziening mag ook als je hebt gelogen in eerder stadium.

A

Dronken boer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechten eerlijk proces 6 EVRM gelden ook bij bestuurlijke boete, dan is er ook een criminal charge.

A

Öztürk t. Duitsland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verdachte niet verplicht mee te werken aan eigen veroordeling. Nemo tenetur.

A

Saunders t. VK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geen redelijk vermoeden van schuld als iemand rennend wegloopt uit een café dat bekend staat als verzamelplaats voor drugshandelaren.

A

Hollende kleurling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij beoordeling redelijk vermoeden van schuld mag eerdere kennis over de verdachte mogen worden meegewogen met de concrete omstandigheden van het geval op dat moment.

A

Rennende reputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bevoegdheid staande houden eindigt niet bij weigering te identificeren. Nadere vragen stellen mag. Moet binnen beperkt tijdsbestek

A

Weigerachtige zwartrijder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rechter onpartijdig tot tegendeel blijkt. I.c. is de vrees objectief gerechtvaardigd: eerdere beslissing door een rechter waar schuld zo goed als zeker is vast komen te staan.

A

Hauschildt t. Denemarken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afstand van recht moet vrijwillig zijn, verdachte moet goed zijn geïnformeerd over consequenties.

A

Deweer t. België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij juiste en volledige weergave van notitie van een telefoongesprek kan een gedane toezegging over de telefoon aan de secretaresse van de raadsman worden gezien als toezegging aan de verdachte zelf.

A

Sepotmelding en vertrouwensbeginsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Door OVJ gekozen grondslag TLL kan worden aangevochten bij het hof.

A

Spook van Vrouwenpolder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bij niet verschijnen verdachte moet de raadsman uitdrukkelijk zijn gemachtigd. Niet uitdrukkelijk gemachtigd? Dan slechts toelichten waarom de verdacht er niet is en verzoek om uitstel. Rechter kan meer toelaten.

A

Half-gemachtigde raadsman.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Spreekrecht slachtoffer = geen bewijs. Ook niet op papier. Alleen als het slachtoffer als getuige is gehoord, kan het als bewijs dienen.

A

Spreekrecht en bewijsrecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voldoende verband tussen schade en strafbare feit nodig. Rechtsopvolger geen recht.

A

Rechtstreekse schade benadeelde partij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Onder belang van onderzoek valt niet alleen het onderzoek naar het (mogelijke) strafbare feit, maar ook het onderzoek naar de mogelijkheid en wenselijkheid een bevel tot voorlopige hechtenis te vorderen of af te geven.

A

Belang van het onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geen sprake van prompte voorgeleiding bij 4 dagen, 6 uur. Later grens 4 dagen.

A

Brogan t. VK

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Na bepaalde tijd moet gekeken worden naar relevante en toereikende gronden bij voorlopige hechtenis.

A

Buzadji t. Moldavië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Afstand van aanwezigheidsrecht ondubbelzinnig gedaan anders recht op nieuwe beoordeling ex 409 Sv.

A

Colozza t. Italië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Regel: wanneer van tevoren kenbaar is dat er onduidelijkheid bestaat over welk strafbaar feitprecies ten laste moet worden gelegd en er in een later stadium een wijziging in de vorm of een ander delict plaatsvindt, kan de verdachte daar gewoon voor vervolgd worden. Hij had het in dat geval kunnen zien aankomen en kan zich dus goed verdedigen, 6 lid 3 EVRM.

A

De Salvador Torres t. Spanje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Regel: het EHRM oordeelde dat niet voor medeplichtigheid veroordeeld mocht worden als medeplegen ten laste was gelegd. Er kon niet worden gesteld dat medeplichtigheid besloten lag in de beschuldiging van medeplegen, vanwege de specifieke voorwaarden die aan medeplichtigheid worden gesteld. De verdachten konden, doordat ze niet gedetailleerd geïnformeerd waren over de aard en de oorzaak van de beschuldiging tegen hen, hun recht op voldoende tijd en faciliteiten voor de voorbereiding van hun verdediging niet uitoefenen.

A

Pélissier en Sassie t. Frankrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Regel: het aanhoudingsverzoek moet onderbouwd zijn, de rechter mag/moet zo nodig
nadere onderbouwing vragen.
Dan: aan verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk? -> afwijzing om die
reden. Aannemelijkheidsoordeel kan achterwege worden gelaten als omstandigheid, zo zij
juist zou zijn, o.g.v. onderstaande toch niet tot toewijzing zou leiden.
Voldoende aannemelijk? -> afweging maken tussen alle bij de aanhouding betrokken
belangen: aanwezigheidsrecht vs. belang samenleving bij een doeltreffende en spoedige
berechting, afweging opnemen in motivering.
Uitzondering: bij gestelde ziekte in beginsel aanhouden, tenzij zwaarwegender dat Sv anders
ernstig in het gedrang zou komen.

A

Aanhoudingsverzoeken en anwezigheidsrecht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Regel: wanneer vanaf eerste aanleg al duidelijk wordt dat verdachte de getuigen die tegen
hem verklaard hebben, wil spreken, het getuigenbewijs het enige is waarop de veroordeling
berust en de inwilliging van het verzoek makkelijk is en geen bezwaren meebrengt, komt het
EHRM tot de conclusie dat er sprake is van een schending van 6 lid 3 EVRM.

A

Saïdi t. Frankrijk

22
Q

Regel: beginselen van behoorlijke procesorde kunnen meebrengen dat een getuige
ambtshalve wordt opgeroepen. De OvJ en de rechter moeten ambtshalve bepaalde personen
als getuige ter terechtzitting oproepen. Specifiek voorbeeld van HR: ambtsedig p-v
inhoudende een in het opsporingsonderzoek afgelegde belastende verklaring van een
persoon het enige bewijsmiddel is waaruit verdachtes betrokkenheid bij het TLL-feit
rechtstreeks kan volgen. Deze verplichting geldt alleen als hij nadien door een rechter is
gehoord en ten overstaan van deze die verklaring heeft ingetrokken of een op essentiële
punten ontlastende nadere verklaring heeft afgelegd, dan wel heeft geweigerd te verklaren
omtrent de feiten en omstandigheden waarover hij eerder heeft verklaard.

A

Ambtshalve oproeping

23
Q

Regel: als een opgeroepen getuige niet ter terechtzitting verschijnt, vereist de wet
hernieuwde oproeping door de rechter, 287 lid 3 sub b Sv. Daarvan kan worden afgezien met
uitdrukkelijke instemming van OvJ en verdachte, 288 lid 3 Sv of de rechtbank kan dit zelf
beslissen op gronden genoemd in 288 lid 1 Sv. De verdachte hoeft dus geen verzoek te doen
volgens de wet. In dit arrest verlangt de HR dat wel. De rechter kan hernieuwde oproeping
achterwege laten met als argument dat uit het uitblijven van een gemotiveerd verzoek mag
worden afgeleid dat de verdediging geen prijs stelt op hernieuwde oproeping. Onduidelijk is
tot wanneer zo een verzoek kan worden gedaan.
Ook eist de HR dat de verdediging bij de (hernieuwde) aanvang van de behandeling van de
zaak mededeelt dat er getuigen zijn meegebracht.

A

Horen getuigen

24
Q

Regel: processtukken zijn alle stukken die voor door de zittingsrechter te nemen beslissingen
redelijkerwijs van belang kunnen zijn. Stukken die van belang zijn voor de beoordeling van de
betrouwbaarheid en de rechtmatige verkrijging van bewijs zijn geen processtukken. De
verdediging moet, wanneer zij dat vraagt, daar kennis van kunnen nemen. Dit recht is echter
wel onderworpen aan een belangenafweging die tot beperkingen kan leiden.

A

Dev Sol

25
Q

Regel: in de tenlastelegging was bewust geen ‘opzettelijk en wederrechtelijk’ opgenomen. Er
is dan geen sprake van een kennelijke misslag en door het feit bewezen te verklaren is er
sprake van grondslagverlating. Het kon wel bewezen maar niet gekwalificeerd worden dus
ontslag van alle rechtsvervolging.

A

Amsterdams experiment I

26
Q

Regel: er is geen sprake van grondslagverlating als er bij de verdachte geen onduidelijkheid
bestaat omtrent hetgeen hem wordt verweten en waar dat geval plaatsvond.

A

Rotterdame hennepkweker

27
Q

Regel: de eigen waarneming van de rechter buiten het onderzoek ter terechtzitting levert
geen wettig bewijsmiddel op in de zin van art. 339 jo. 340 Sv. Het OTT is al gesloten als de
verdachte de zaal uitloopt, in casu werd toen een hupje in zijn loop waargenomen. NB: Mag
wel na OTT als rechter heeft gevraagd en verdachte geen bezwaar heeft gemaakt.

A

Hupje in de loop

28
Q

Regel: het staat de verdachte vrij om een deskundige aan te stellen voor tegenonderzoek. De
deskundige hoeft niet opgenomen te zijn in het register van vaste gerechtelijke deskundigen
als de rechter(-commissaris) op verzoek van verdachte of op vordering van de OvJ deze
deskundige benoemt. Er moet dan wel gemotiveerd worden op grond waarvan deze als
deskundige wordt aangemerkt. Het is aan de rechter om te beoordelen welke betekenis
toekomt aan zo een rapport, waarbij onder meer de deskundigheid van de opsteller van
belang is.

A

Inschakelen deskundige door verdediging

29
Q

Regel: wanneer de gang van zaken niet wezenlijk verschilt van die waarin een schriftelijke
verklaring van een ander dan de spreekgerechtigde bij de processtukken is gevoegd, hoeft
een schending hiervan niet te leiden tot cassatie. In casu ging het om de vriendin van het
overleden slachtoffer die een schriftelijke verklaring had overgelegd.

A

Unus testis

30
Q

Regel: het ondervragen van een getuige ter terechtzitting, die weigert te antwoorden, kan
niet worden aangemerkt als een effectieve en behoorlijke ondervragingsgelegenheid. De
afgelegde verklaring door de getuige in het vooronderzoek kan wel worden gebruikt voor het
bewijs mits voldoende compensatie wordt geboden en het niet het enige en beslissende
bewijs is waarop de veroordeling rust. Onder strikte omstandigheden mag de rechter een
verklaring gebruiken van een getuige die weigert om te verklaren. Hiervoor moet dan wel
compensatie worden geboden.

A

Uitoefenen ondervragingsrecht

31
Q

Regel: een veroordeling mag niet uitsluitend of in beslissende mate (‘solely or to a decisive
extent’) worden gebaseerd op een verklaring van een getuige die niet is ondervraagd terwijl
de verdachte daartoe wel de wens te kennen heeft gegeven, 6 lid 3 sub d EVRM.
De in het vooronderzoek afgelegde verklaringen mogen gebruikt worden op voorwaarde dat
de rechten van de verdediging zijn gerespecteerd. Daar is aan voldaan indien:
1. De verdediging afstand doet van zijn recht de getuige te ondervragen, bijv. waiver.
2. De verdediging op enig moment in de gelegenheid is geweest om de getuigen te
ondervragen, bijv. getuigenverhoren door de r-c in het bijzijn van de verdediging.
Gedownload door Daan Postma (daanpostma13@icloud.com)
lOMoARcPSD|17204742
3. Er geen, of geen reële, mogelijkheid tot ondervraging is geweest, maar dit niet te
wijten is aan een tekortschieten van de justitiële autoriteiten, bijv. getuige is
overleden.

A

Schatschascwili t. Duitsland

32
Q

Regel: ten aanzien van getuigen die een belastende verklaring hebben afgelegd dient de
verdediging in de mogelijkheid te worden gesteld deze te horen. Dat kan tijdens het eerste
verhoor of gedurende een latere fase van het strafproces. Het belang van de verdediging is
een gegeven indien deze belastende verklaring bij een veroordeling voor het bewijs wordt
gebruikt. Met andere woorden, het verzoek tot het horen van dergelijke getuigen behoeft
geen motivering. Tevens mag bij de beoordeling van een getuigenverzoek niet meespelen of
de verdachte zelf een verklaring heeft afgelegd.

A

Keskin

33
Q

Regel: de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin heeft tot gevolg dat in bepaalde gevallen
het belang bij het oproepen en horen van een getuige moet worden voorondersteld, zodat
van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. Dat is
aan de orde als het verzoek betrekking heeft op een getuige ten aanzien van wie de
verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al
- in het vooronderzoek of anderszins - een verklaring heeft afgelegd met een belastende
strekking.

A

Post Keskin

34
Q

Regel: uit dit arrest van de Hoge Raad volgt dat de feitenrechter de ontkennende verklaring
van de verdachte telkens tegen hem kan gebruiken indien de feitenrechter hem of haar niet
gelooft. Wel moet de rechter dan uitdrukkelijk vermelden dat hij de verklaring van de
verdachte leugenachtig vindt en motiveren waarom die verklaring kennelijk alleen maar is
afgelegd ter bemanteling van de waarheid.

A

Niet om een leugentje verlegen

35
Q

Regel: feiten van algemene bekendheid zijn gegevens die ieder van de rechtstreeks
betrokkenen geacht moet worden te kennen of die hij zonder noemenswaardige moeite uit
algemeen toegankelijke bronnen kan achterhalen. Voor algemene ervaringsregels geldt
hetzelfde.

A

ACAB

36
Q

Regel: een schending van 8 EVRM behoeft in beginsel niet tot bewijsuitsluiting te leiden. 6
EVRM stelt geen regels inzake de toelaatbaarheid van bewijs. Het gaat om ‘wether the
proceedings as a whole were fair.’ Als de verdachte de echtheid en het gebruik van het tap
materiaal had bestreden, en de rechter het toelaten van dit bewijs ‘would have given rise to
substantive unfairness’, had hij het bewijsmateriaal kunnen uitsluiten.

A

Khan t. VK

37
Q

Regel: verborgen opnameapparatuur in de cel en een informant in de cel plaatsen waarbij
alleen de informant verklaard dat verdachte heeft bekend zonder dat het op de
opnameapparatuur staat, wordt gezien als een verklaring in weerwil van de verdachte en
maakt derhalve inbreuk op het zwijgrecht en het nemo-teneturbeginsel.

A

Allan t. VK

38
Q

Regel: 359a Sv kan door de rechter toegepast worden indien sprake is van schending van
vormvoorschriften bij het voorbereidend onderzoek (die niet met absolute nietigheid wordt
bedreigd), waarbij herstel niet meer mogelijk is. 359a Sv is n.v.t. bij vormverzuimen die
betrekking hebben op bevelen inzake de toepassing van vrijheidsbenemende
dwangmiddelen welke kunnen worden voorgelegd aan de r-c (systeem van gesloten
rechtsmiddelen).

A

Loze hasjpijp

39
Q

Regel: bewijsuitsluiting ex 359a geldt slechts als door de onrechtmatige bewijsverkrijging een
belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift/rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden en
er sprake is van een van de volgende gevallen:
Gedownload door Daan Postma (daanpostma13@icloud.com)
lOMoARcPSD|17204742
- Als door onrechtmatige bewijsverkrijging het recht op een eerlijk proces is
geschonden, 6 EVRM.
- Ander belangrijk strafvorderlijk voorschrift/rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is
geschonden en bewijsuitsluiting een noodzakelijk middel is om vergelijkbare
vormverzuimen te voorkomen.
- Uitzonderlijke situaties waarin het desbetreffende vormverzuim, naar uit objectieve
gegevens blijkt, zozeer bij herhaling voorkomt dat zijn structureel karakter vaststaat
en de verantwoordelijke autoriteiten zich, vanaf het moment waarop dit structurele
verzuim hun bekend moet zijn geweest, onvoldoende inspanningen hebben getroost
overtredingen van het desbetreffende voorschrift te voorkomen.

A

Criteria toepassing bewijsuitsluiting

40
Q

Regel: kleine wijziging in de bovengenoemde twee arresten. Voor toepassing van
strafvermindering is thans vereist (van 4 naar 2 punten) (a) dat de verdachte door het
vormverzuim daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden; en (b) dat strafvermindering ook in
het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim
gerechtvaardigd is.
De laatste 2 criteria van toepassing bewijsuitsluiting verdwijnen en er komt 1 toetsingskader.
Dit kader “ziet op gevallen waarin sprake is van een vormverzuim waarbij het recht van de
verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM niet (rechtstreeks) aan de orde
is, maar waarbij het gaat om de schending van een ander strafvorderlijk voorschrift of
rechtsbeginsel.

A

Overzichtsarrest 395a SV

41
Q

Regel: bij schending van het instigatieverbod (aansporingsverbod) acht het EHRM een
processuele sanctie aangewezen. Door de tussenkomst van de politie is er een strafbaar feit
gepleegd, terwijl niet duidelijk zou zijn geweest dat dit ook zonder de tussenkomst van de
politie zou zijn ontstaan. Daardoor is verdachte beroofd van het recht op een eerlijk proces.
In NL zou dit tot n-o van het OM leiden.

A

Teixeira de Castro t. Portugal

42
Q

Regel: redelijke termijn is afhankelijk van (1) ingewikkeldheid zaak (2) invloed verdachte en
raadsman op het procesverloop, en (3) de wijze waarop de zaak door de bevoegde
autoriteiten is behandeld. Uitgangspunt is dat de zaak TTZ in eerste aanleg moet zijn
afgerond met een eindvonnis binnen 2 jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen
termijn is aangevangen.

A

Redelijke termijnen in Nederland

43
Q

Regel: twee personen werden onderzocht aan de kleding voor een pistool. Toen het pistool
bij persoon 1 werd aangetroffen, verviel de grond om persoon 2 te onderzoeken. Persoon 2 is
toch onderzocht en er werd nog een pistool aangetroffen. Het hof oordeelde dat dit
onrechtmatig was en legde strafvermindering op, de HR gaat hierin mee.

A

Twee pistolen

44
Q

Regel: op grond van artikel 27c lid 2 Sv moet de verdachte voorafgaand aan het eerste
verhoor worden gewezen op het recht zich te doen bijstaan door een raadsman. Dat recht
ligt gewaarborgd in artikel 28 lid 1 Sv. Wanneer dat niet wordt nageleefd, levert dat in
beginsel een vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv. Met in het achterhoofd houdend
artikel 6 EVRM (de verdachte heeft recht op een eerlijk proces) geldt dat zo’n vormverzuim in
de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de afgelegde verklaring. Er moet
dan wel een verweer voor worden gevoerd en het bewijs van de verklaring wordt niet
Gedownload door Daan Postma (daanpostma13@icloud.com)
lOMoARcPSD|17204742
uitgesloten indien door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling de
verdachte niet in zijn verdediging is geschaad.

A

Rechtsbijstand en mededelingsplicht

45
Q

Regel: een verkort vonnis zoals in NL gebruikelijk is, is toegestaan omdat niet het vonnis,
maar de TLL de grondslag is voor de behandeling in HB en de zaak dus opnieuw behandeld
wordt. Hieruit volgt dat het verkorte vonnis en het dossier de verdachte voldoende houvast
geven voor de inschatting van zijn kansen in HB. Een verkort vonnis doet niet af aan de kern
van het vonnis.

A

Zoon t. Nederland

46
Q

Regel: er is geen motiveringsplicht indien de beslissing afwijkt van verweren ex 358 lid 3 Sv.
Alleen bij uitdrukkelijk onderbouwde standpunten (uos) van de verdachte of OvJ is een
motiveringsplicht. Eis voor uos is dat het standpunt ‘duidelijk, door argumenten geschraagd
en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie’ ten overstaan van de feitenrechter naar
voren is gebracht, en de rechter hier wezenlijk van afwijkt.
De verplichting op een Meer- en Vaar-verweer (er blijft een mogelijkheid open die in strijd is
met de bewezenverklaring, maar niet met de bewijsmiddelen) te reageren vloeit voort uit de
tweede volzin van 359 lid 2 Sv.

A

Onderbouwd standpunt en responsieplicht

47
Q

Regel: een beroep op detentieongeschiktheid behoeft alleen een reactie als het door
argumenten geschraagd is.

A

Blind in de gevangenis?

48
Q

Regel: oriëntatiepunten die niet afkomstig zijn van een instantie die de bevoegdheid heeft
rechters te binden wat betreft het gebruik dat zij maken van hun door de wetgever gelaten
ruimte, zijn geen recht in de zin van 79 RO. Het hof is in zijn arrest afgeweken van het
uitdrukkelijk onderbouwd standpunt en heeft in strijd gehandeld met 359 lid 2 Sv. Dit heeft
nietigheid tot gevolg.

A

Pakezel

49
Q

Regel: enerzijds staat geen rechtsregel eraan in de weg dat de rechter bij de strafoplegging
rekening houdt met de manier waarop de op te leggen straf zal worden ten uitvoer gelegd,
de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling daaronder begrepen, anderzijds schrijft
geen rechtsregel de rechter voor daarmee wel rekening te houden. De keuze van factoren die
voor de strafoplegging van belang zijn te achten, is immers voorbehouden aan de rechter die
over de feiten oordeelt, terwijl die keuze geen motivering behoeft.

A

Vrijheid voor de feitenrechter

50
Q

Regel: de rechter moet een ‘dakdekkerverweer’ (extra) motiveren. Een dakdekkerverweer is
een betoog waarin de uitleg van een in de TLL opgenomen of daarin besloten liggend begrip
dat aan de wet is ontleend, aan de orde wordt gesteld. Op een dakdekkerverweer moet
worden beslist o.g.v. 358 lid 3 Sv en gemotiveerd worden o.g.v. 359 lid 2, tweede volzin, Sv.

A

Jagen

51
Q

Regel: het verweer hield in dat verdachte en zijn mededaders niet het oogmerk hadden
aangever te beroven doch hem bij wijze van grap alleen bang wilden maken. De juistheid
hiervan is door het hof in het midden gelaten. Nu dit verweer niet strijdt met de
bewijsmiddelen is de met de bewezenverklaring onverenigbare mogelijkheid opengebleven
dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt (meer en vaart-verweer).

A

Straatroof of geintje