Apprendre 3 (pouvoir) grammaire 1 Flashcards
1
Q
je peux
A
ik kan
2
Q
tu peux
A
jij kunt
3
Q
il peut
A
hij kan
4
Q
elle peut
A
zij kan
5
Q
on peut
A
wij kunnen, men kan
6
Q
nous pouvons
A
wij kunnen
7
Q
vous pouvez
A
jullie kunnen, u kan
8
Q
ils peuvent
A
zij kunnen (mannelijk)
9
Q
elles peuvent
A
zij kunnen (vrouwelijk)
10
Q
il a pu
A
hij heeft gekund