apprendre 3 Flashcards
1
Q
hoe oud ben je?
A
tu as quel âge?
2
Q
ik ben vorige maand 16 geworden
A
j’ai eu 16 ans le mois dernier
3
Q
hoe heet je?
A
comment tu t’appelles?
4
Q
ik heet…
A
je m’appelle…
5
Q
hoe schrijf je dat?
A
ça s’écrit comment?
6
Q
ik woon in de rue de la liberté 12
A
j’habite 12, rue de la liberté
7
Q
in welke klas zit je?
A
tu es en quelle classe?
8
Q
ik zit in de tweede
A
je suis en seconde
9
Q
we zullen zien
A
on va voir
10
Q
ik word 17
A
je vais avoir 17
11
Q
ik weet het niet
A
je ne sais pas
12
Q
dat vind ik niet leuk
A
je n’aime pas ça
13
Q
ik spreek een beetje frans
A
je parle un peu français