Apprendre 1.9 Flashcards
Je vais adresser une plainte au club
Ik ga een klacht naar de club sturen
Le moniteur est arrivé en retard
De instructeur is te laat aangekomen
Je sais bien nager, mais c’était quand même difficile
Ik kan goed zwemmen, maar het was toch moeilijk
Selon le dépliant, on allait voir des choses extraordinaires
Volgends de folder zouden we fantastische dingen zien
C’était très dommage
Het was erg jammer
Je trouve que tout s’est très mal passé.
Ik vind dat alles heel slecht is gegaan
Le moniteur ne parlait pas anglais
De instructeur sprak geen Engels
Le point de départ était difficile à trouver.
Het vertrekpunt was moelijk te vinden.
Je trouve qua la sortie était ratée
Ik vind dat het uitstapje mislukt was.
C’est pourquoi, je demande le remboursement de la sortie.
Daarom vraag ik terugbetaling van het uitstapje