apprandere3 fn Flashcards
le car de ramassage scolaire
de schoolbus
le prof(esseur)
de leraar
l’élève (m/v)
de leerling
le cours
de les
le livre
het boek
le cahier
het schrift
l’agenda
de agenda
la trousse
het etui
le tableau
het schoolbord
les devoirs (m)
het huiswerk
l’interro (v)
de overhoring
l’exposé (v)
de spreekbeurt
la rédaction
het opstel
l’emploi du temps
het rooster
le françias
Frans
l’anglais (m)
Engels
l’allemand (m)
Duits
les maths (v)
wiskunde
la géo
aardrijkskunde
l’histoire (v)
geschiedenis
l’informatique (v)
informatica
le dessin
tekenen
la gym
gymnastiek
Le CDI
de mediatheek
la récré
de pauze
pour
om, voor
aller
gaan
il passe
hij komt langs
à l’heure
op tijd
l’heure (v)
het uur
tu arrives
jij komt aan
dernière
laatste
le lundi matin
maandag ochtend
dur
moeilijk, hard
on va
we gaan , men gaat
l’école (v)
de school
à pied
lopend, te voet
différent
verschillend
pas
niet
ce matin
vanochtend
je déteste
ik haat, ik heb een hekel aan
difficile
moelijk
j’ aime bien
ik vind het leuk
nul, nulle
waardeloos
la matière
het vak
vendredi
vrijdag
j’adore
ik ben dol op