APP 7 Flashcards
sentances FN-NF
1
Q
Speel jij een instrument?
A
Tu joues d’un instrument?
2
Q
Nee, ik ben niet muzikaal, dat is niet mijn ding.
A
Non, je ne suis pas musicien, ce n’est pas mon truc.
3
Q
Wanner spreken we af?
A
Quand est-ce qu’on prend rendez-vous?
4
Q
We zien elkaar om kwart over drie voor de school ingang.
A
On se voit à trois heures et quart devant l’entrée du collège.
5
Q
Neemt u me niet kwalijk, ik ben verkeerd verbonden.
A
Excusez-moi, j’ai fait un faux numéro.
6
Q
Wat is je lievelingssport en welk materiaal heb je nodig?
A
C’est quoi, ton sport préféré et il faut quel matériel?
7
Q
Ik ben met gitaaar spelen gestopt omdat ik het niet meer leuk vond.
A
J’ai arrêté la gitare parce que je n’aimais plus.