Anatomische termen Flashcards
1
Q
Sagittaal
A
Verdeeld het lichaam in een linker en rechterdeel
2
Q
Frontaal
A
Verdeeld het lichaam in een buik- en rugzijde
3
Q
Transversaal
A
Verdeeld het lichaam in een boven en onderkant
4
Q
Craniale zijde
A
Hoofd
5
Q
Caudale zijde
A
Anus
6
Q
Dorsale zijde
A
Rug
7
Q
Ventrale zijde
A
Buik
8
Q
Proximaal
A
Dichtbij romp
9
Q
Distraal
A
Ver van romp
10
Q
Anterior
A
Voorkant
11
Q
Posterior
A
Achterkant
12
Q
Peri mortem
A
Rondom het overlijden / tijdens het overlijden
13
Q
Post mortem
A
Na het overlijden
14
Q
Ante mortem
A
Voor het overlijden
15
Q
Cardio
A
Hart
16
Q
Vasculair
A
(Bloed)vaten
17
Q
Atrium
A
Boezem
18
Q
Ventrikel
A
Kamer
19
Q
Cranium
A
Schedel
20
Q
Radius
A
Spaakbeen
21
Q
Ulna
A
Ellepijp
22
Q
Clavicula / Clavicle
A
Sleutelbeen
23
Q
Scapula
A
Schouderblad
24
Q
Pharynx
A
Keelholte
25
Larynx
Strottehoofd
26
Trachea
Luchtpijp