Anatomie Flashcards
Been
Jambe
oog
oeil
oor
oreille
hoofd
tete
de ribben
cotes.
keel
gorge
gezicht
visage
teen
orteil
duim
pouce
wijsvinger
index
middelvinger
majeur
ringvinger
annulaire
pink
oriculaire
wang
joue
kaak
machoire
schelder
crane
nagel
ongle
elleboog
coude
hals
cou
kin
menton
wankbrauw
sourcil
longen
poumon
hersenen
cerveau
borst
sein
bot
os
lippen
levre
voorhoofd
front
borstkas
cage thoracique
haar
cheveux
arm
bras
hart
coeur
tong
langue
vinger
doigt
schouder
epaule
rug
dos
hand
main
neus
nez
voet
pied
knie
genou
mond
bouche
buik
ventre
het lichaan
le corps humain
de lichaadelen
les parties du corps
het slachtoffer
la victime
onderstreppen
souligner
kawen
macher
contraire de moeilijk
gemakklijk
verkouden
enrhumer
hoesten
tousser
niezen
éternuer
- wat is het probleem
- wat scheelt er
quel est le problème
het voordeel
l avantage
hebt u ook koorts?
avez-vous aussi la fièvre?
- ik zal u onderzoeken
- ik ga u onderzoeken
- je vous examinerai
- je vais vous examiner